zusje, dat verkering had met een Lochemse jongen en elders in Lochem woonde, had ze geen contact. Na de oorlog verliet het berooide gezin het boshuisje aan de Zutphenseweg. In Arnhem be greep Marie dat hun ouders ('Mijn vader was Rijks-Duitser, dus die had grote problemen') niet voor ze konden zorgen, maar van een gesticht wilden ze niets weten en dus trokken de kinde ren weer lopend met de handkar via Eerbeek terug naar Lochem. 'Ja, ik heb wel wat meege maakt!'. De kinderen verdienden wat voor Timmerije in het Hoogestraatje door matten van stro te vlechten en voor het overige scharrelden ze bij de boeren in de buurt hun kostje bij elkaar. Uiteindelijk kwam Marie weer terug in Arnhem en werd het gezin zo goed en zo kwaad als dat ging, herenigd. Marie ging aan het werk in een Arnhems hotel, waar ze haar latere man leerde kennen. Ze wilde maar een ding: weg, het huis uit. Dat betekende in de dagen een huwelijk, dat niet lang duurde maar waaruit toch twee kinderen werden geboren. Dan maar liever als jonge, nog niet gescheiden, vrouw terug naar het vertrouwde Lochem. Marie werd werkster bij de Luchte en vond een kamertje bij Riekie Markerink op de Zutphenseweg. De twee kinderen waren tot Maries verdriet opgenomen in een kinder tehuis in Arnhem en Marie zocht een échte baan: een dienstje bijvoorbeeld voor dag en nacht. Mevrouw Beusekamp, de vrouw van de burgemeester van Lochem, reageerde op Maries advertentie. Zij bleek een 'echte dame, een echte lieve en meelevende dame', die veel begrip had voor een gescheiden jonge moeder, van wie de kinderen inmiddels in een groot pleeggezin in Brabant waren geplaatst. 'Elke dag om zeven uur op. Zorgen voor de maaltijden. Het huis doorwerken. En dan had je de leveranciers - iedereen bezorgde nog -, zoals kruidenier Bosch en Timmerije met zijn hondenkar. Voor hen maakte ik koffie en koek in de keuken. Ook voor de jongens van de gemeente die het gras maaiden. En dan waren er visites en soms vergaderingen. Ook belangrijke mensen: mevrouw Klompél bijvoorbeeld en mevrouw Moora 2. Dan zorgde ik voor koffie en thee. Dat hoorde er allemaal bij. Ik was er dag en nacht. Ja, uren bijhouden, dat deed je niet. Ik begon met 15 gulden per maand. En één keer per maand een tientje voor de reis naar Brabant. Toen ik ontdekte dat mijn kinderen slecht werden behandeld, is mevrouw Beusekamp 1 Marga Klompé (1912-1986) was de eerste vrouwelijke minister van ons land. Na jarenlang zitting te hebben gehad in de Tweede Kamer voor de KVP werd ze in 1966 minster van Cultuur, Recreatie en Maat schappelijk Werk (CRM). Zij was zeer betrokken bij vraagstukken op het gebied van onderwijs en maat schappelijk werk, zoals de hulp aan oorlogsslachtoffers en de opvang van de Indische repatrianten. 2 Jan Moora (1908-2001) werd, teruggekeerd in het begin van de jaren vijftig uit Indonesië de eerste rec tor van de toenmalige RHBS in Lochem. Zijn echtgenote vervulde vele maatschappelijke functies. Onder Moora's inspirerende leiding kwam de inmiddels al weer afgebroken school aan de Cr. Cartier van Dissel- weg tot stand. Jan Moora werd opgevolgd door de eveneens legendarische Jack Broekhuizen. Marie Cornelissen Land van Lochem 2014 nr. 2 27

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2014 | | pagina 27