dat hunne vaandelen, vlaggen en veldteekenen zijn, en werwaarts dat zij hun koers of marsch namen. Even in zulke voegen, zeide hij, meermaals gezien te hebben, dat het geheele stedeken van Lochem met de kerk en kloosters in vuur en vlammen stond en ten gronde toe afbrandde, ook onderscheidende, waar de brand zoude beginnen en welke huizen zouden staande blijven. Van de huizen, die toen behouden werden, zijn er twee door opschriften bij het nageslacht bekend ge bleven. Op een van die, in de Walderstraat, vond men op een balk boven de deur: Heer, wilt doch met rechterhant gebenedien dezen brand. En in den voorgevel van het andere, in de Achterstraat, leest men nu (1865) nog: DIE GODT BETROWT HEFT WEL GEBOWT. A. D. N. J. 1615 DEN 15 IUNIJ. Het is te bejammeren, dat deze laatste herinnering aan het vreeselijke onheil weldra zal worden wegge ruimd. Het huis is den 16den Juli 1866 verkocht, en de kooper (H. Reurslag te Lochem) is voornemens het af te breken en eene smederij met woonhuis in de plaats te bouwen. (Dit is werkelijk geschied.) Ook nog uit een ander oogpunt was dit huis merkwaardig, want daaraan was eene legende verbonden. In de zeventiende eeuw moet er namelijk eene oude vrouw gewoond hebben, die zeer veel invloed bezat op de bewoners der stad. Zij werd bijna als eene heilige vereerd, en haar wil klonk als eene wet. Wat haar voorkwam goed te zijn, werd gedaan, en niemand zou het gewaagd hebben, zich tegen haar te verzetten. Vanwaar of waardoor zij dien invloed verkregen had, meldt de overlevering niet, genoeg, dat zij steeds zegevierde, en hare plannen met de meeste juistheid werden ten uitvoer gebracht. Het kan geen verwondering baren, dat vooral zij, die lid der magistraat wenschten te worden, of, dit eenmaal zijnde, hunne zetels wenschten te behouden, de gunst van dit vrouwtje trachtten te verwerven. Zooals bekend is, geschiedden de benoemingen der leden van de stedelijke regeeringen destijds door de zoogenaamde gemeensluiden of achtmannen, personen, gekozen uit de mannelijke ingezetenen, die zich het vertrouwen hunner medeburgers waardig betoond hadden. Den 22sten Februari van ieder jaar had de verkiezing van de magistraatsleden plaats, en tegen dien tijd vooral, ontving het vrouwtje talrijke bezoeken. Wien zij hare hulp beloofde, kon zeker wezen, zijn doel te bereiken. Zij schijnt echter bijzonder grillig geweest te zijn, en zich meermalen door een luim te hebben laten leiden bij het geven harer belofte. Zoo moest er zeker jaar eene nieuwe keuze gedaan worden van een burgemeester. De liefhebbers begaven zich als om strijd naar de Achterstraat en vleiden of verzochten de vrouw om haren invloed. De dag der verkiezing naderde intusschen, en nog was het niet bekend, wie ditmaal de gelukkige zou zijn. De laatste dag was daar, en vier personen, die de meeste kans schenen te hebben, brachten de vrouw nogmaals een bezoek. De eerste, tweede en derde vertrokken echter ongetroost, of liever in dezelfde onzekerheid, waarmede zij gekomen waren, en lieten, verdiept in hunne gedachten, de voordeur open staan. De vierde kwam nu ook en sprak een poosje met de vrouw, haar zijne verdiensten en vroegere daden opsommende. Zij scheen er echter niet door getroffen te worden, zij bleef stil aan haar spinnewiel zitten en deed dat lustig snorren, terwijl zij den candidaat bedaard aanhoorde. Eindelijk vertrok ook deze, zonder eenige belofte doch hij had de voorzichtigheid, om de deur behoorlijk te sluiten. Haastig staat het vrouwtje op, doet de deur weer open, en roept den vertrekkende na: „jij zult het hebben, want jij weet, hoe het hoort." En werkelijk werd hij den volgenden dag tot burgemeester benoemd. Gelukkig zijn de tijden voorbij, waarin van dergelijken invloed sprake kan zijn, maar ik vond de vertel ling te naief, om ze niet onder mijne schetsen op te nemen. Hermanus Gerardus Hartman Jacz. Geboren 6 mei 1831 te Breda en overleden 30 mei 1894 in Goes. Opgeleid voor onderwijzer, kwam hij door familieomstandigheden in de boekdrukkerij van Blussé en van Braam terecht, waar hij zich in zijn vrije uren op de kennis der gemeente-administratie toelegde. Van 1853 tot 1856 werkte hij op de secretarie te Lekkerkerk. In 1856 werd hij secretaris van het protestantsche landbouwopvoedingsge- sticht te Montfoort; drie jaar later secretaris der gemeente Fijnaart en Heiningen in Noord Brabant; in 1862 secretaris van Lochem en 1 januari 1869 secretaris van Goes, in welke laatste stad hij zich tevens bezig hield met de opleiding van jongelieden in de kennis van admi nistratief recht. Op 17 februari 1852 huwde Hartman met Maria de Munck, die hem twee zonen en een dochter schonk. In 'Vaderlandsche Letteroefeningen jaargang 1864' schreef hij ook nog een artikel over Lochem met als titel: 'Een stedeke uit den Ach terhoek'. 15 Land van Lochem 2014 nr. 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2014 | | pagina 15