Volgens een vermelding in het tijdschrift De Nederlandsche Leeuw, orgaan van de Koninklijke Vereniging
voor Geslacht- en Wapenkunde, uit 1981 was Franchois Balochi niet onder deze naam getrouwd, maar,
zoals eerder vermeld, onder die van Franciscus van Baloch. Uit dezelfde bron blijkt ook, dat zijn broer,
onder de naam Joannes van Baloch, getrouwd was met een zuster van Juliana, Joanna Beyer. Zowel
broer Joannes, als broer Julius hebben volgens de Registers van Transporten en Plechten in ieder geval
rond 1570 enige tijd in Utrecht een woning in bezit gehad. Verder is er over Joannes en zijn vrouw niets te
vinden. Met zijn andere broer, Julius, trok Franchois, zoals al is vermeld, af en toe samen op in het leger.
Het echtpaar had, toen het zich in Lochem vestigde, al meerdere kinderen. Juliana, afkomstig uit Utrecht,
was de oudste dochter van Wilhelmus Beyer en Margaretha Lijster. De Beyers waren een welgestelde
familie met behoorlijk wat have en goed. Van Wilhelmus Beyer is bekend, dat hij een seculier (wereldlijk
levend) kanunnik (lid van het bestuurscollege van de kerk) van de Utrechtse Dom is geweest.
We weten, dat het eerste kind van Franciscus en Juliana eveneens de naam Franciscus kreeg. Hij zal
waarschijnlijk ook wel de roepnaam Franchois hebben gehad. Of hij echter de Franchois Balochius is, die
rond 1600 een bestaan als apotheker in Leiden had opgebouwd, weten we niet. Maar het zou zo kunnen
zijn. Hij blijkt in 1575 geboren te zijn. Franchois Balochi en Juliana Beyer zijn voor of in 1573 getrouwd.
Met uitzondering van dochter Maria is over de geboortedag en geboorteplaats van hun kinderen niets
bekend. Dat we het van Maria wel weten, komt, omdat ze in Lochem werd geboren. Franchois liet in
Lochem zelfs twee keer een dochter met de naam Maria dopen, in 1587 en in 1588. De eerste Maria
heeft waarschijnlijk maar kort geleefd. Van de tweede Maria weten we het niet. Haar naam komen we
verder nergens tegen.
Dank zij een vermelding in de Resolutiën Staten-Generaal weten we, dat het echtpaar, behalve Francis
cus, in ieder geval nog vier zonen had: Johan(nes), Julius, Cornelis en Willem. Dat ze in de Resolutiën
staan, komt doordat ze alle vier in dienst van het Staatse leger zijn geweest en op een gegeven moment
gezamenlijk met de Staten Generaal te maken hebben gekregen. Ze staan in procestukken vermeld als
de gebroederen ende soonen van wachtmr. van Lochum franchois BalochiEn tenslotte was er nog een
dochter met de naam Margarita, ook wel vermeld als Margaretha. Haar naam vinden we vermeld in de
eerder genoemde notariële akte uit 1629.
Franchois Balochi is bijna zeker in een katholiek gezin opgegroeid, gezien zijn oorspronkelijke voornaam.
Hij zal bijna zeker nog katholiek zijn geweest, toen hij met Juliana Beyers trouwde. Dit, omdat haar
vader kanunnik was, evenals later haar beide broers. Bovendien heeft hij aan de Leuvense universiteit
gestudeerd. Daar werd je in die tijd alleen maar toegelaten, als je katholiek was.
Ergens tijdens zijn huwelijk moet hij het katholieke geloof hebben afgezworen en overgestapt zijn naar
het hervormde geloof. In zijn tijd, de tijd van de strijd van de Nederlandse provincies tegen hun Spaanse
koning Filips II, die zelf een verwoed katholiek was, zijn er velen geweest, die de overstap naar het pro
testantisme hebben gemaakt.
Franchois Balochi kwam waarschijnlijk eerst zonder zijn gezin naar Lochem. Pastoor Luimans schreef
namelijk in een aantekenboekje: "Item Die Maior alhijr Francois Ballochij heeft tzedert die tijd dat hij
bynnen Lochem gekommen is, van den Conventz een bedde geleent." Later vestigde hij zich met zijn gezin
in de pastorie aan de Markt. Nu is slagerij Sieverink er gevestigd.
In 1588 werd hij, naast zijn functie als wachtmeester, ook tot commissaris van monstering te Lochem
benoemd. Weer een bijbaantje, dat voor extra inkomen zorgde. De monstercommissaris moest in op
dracht van de overheid er voor zorgen, dat de door de commandant ingediende monsterrol klopte. Dat
wil zeggen, dat in de compagnie het aantal soldaten, dat door de eigenaar van de compagnie (meestal
de kapitein) bij de overheid was opgegeven, ook werkelijk aanwezig was. Hij moest er ook op toezien,
dat de soldaten voorzien waren van de voorgeschreven uitrusting. Hij was ook degene, die de door de
overheid beschikbaar gestelde soldij aan de kapiteins uitkeerde. De overheid financierde namelijk het
leger. Met die monsterrol werd in het verleden behoorlijk gerommeld, natuurlijk in het voordeel van de
eigenaar van de compagnie.
Gedurende zijn tijd in Lochem heeft Franchois Balochi zich niet alleen met legerzaken bemoeid. Hij
heeft zich ook sterk gemaakt voor een betere bevaarbaarheid van de Berkel.
Uit stukken in het Regionaal Archief Zutphen blijkt bijvoorbeeld, dat het Balochi was, die in 1591 door
het Lochemse stadsbestuur naar Zutphen werd gezonden om geld voor herstel aan en onderhoud van
de Berkel los te krijgen van het landsbestuur in Zutphen. En uit deze archiefstukken blijkt ook, dat hij in
1596 tot onderhandelaar werd benoemd tussen enerzijds het Kwartier en de stad Zutphen en anderzijds
het Stift Münster. Hij kreeg de opdracht met Münster te gaan praten over een mogelijke uitbreiding van
de Berkelscheepvaart tot die stad. De Berkel was in die tijd namelijk slechts bevaarbaar tussen Zutphen
14
Land van Lochem 2014 nr. 1