Voor vijftien jaar, aldus vertelde ons een boertje in het zoetvloeiend Geldersch dialekt, was er van al die
drukte hier nog niets te bespeuren. Gewoonlijk kwam er 's zomers in den Dollenhoed (een logement op
een halfuur afstands van Lochem) één enkele logé, zekere mijnheer De Haan. In korten tijd veranderde
dat echter en hoewel de eigenaar van het hotel (mijnheer Sickesz, bewoner van het kasteel De Cloese)
nog niet dadelijk tot uitbreiding van den Dollenhoed kon besluiten, kwam hij toch spoedig tot 'n andere
opinie en sedert is herhaaldelijk vergrooting noodig geweest.
Aan dezelfden eigenaar behoort het hotel De Luchte aan den weg naar Zutphen, nog gloednieuw en
bekoorlijk gelegen te midden van hooge beuken. Telkens uitgebreid wegens het drukke bezoek is ook
"Het Wapen van Ampsen", dicht bij het station en aan de ingang der prachtige bosschen om den "Huizen
Ampsen". Als men daarbij weet, dat het stadje van nauwelijks 4000 inwoners behalve op eenige ruime
"pensions" nog kan bogen op twee hotels van den eersten rang, terwijl ook dikwijls bij kleine burgers,
kamers worden gehuurd, dan kan men zich eenigszins een denkbeeld vormen van het vreemdelingen
verkeer in de omstreken van Lochem gedurende het schoone jaargetijde.
Op mooie dagen ontmoet ge dan ook wandelaars in het diepst der bosschen. Als feestgangers ziet ge ze
's morgens opgaan naar "den tempel Gods, het ruischend woud". Hun helder gelach en gepraat klinkt
langs de wegen. Voorzien van wandelkaart, gids, reischtaschje of plantenbus drentelen zij voort, hier
uitrustend op een bank, daar zich neervlijende in het gras. Overal flikkeren de rijwielen in de zon, knar
sen de lichte wagentjes door de grint, stuiven de stofwolken omhoog. Het is een tooneel van leven en
levenslust te midden van een bekoorlijke, tot stil bepeinzen uitlokkende natuur. Wie eenmaal een blik
heeft geslagen over deze veelkleurige akkers naar de toppen der heuvelen, gekroond met dennengroen,
omlijst met akkermaalshout, wie de enkele boomen droomerig heeft zien staan in de laagte als onder een
sluier van licht, omringd door een leger van korenschoven, hij voelt zijn hart verrijkt, zijn ziel getrokken
tot het opperste schoon, het onverklaarbre, dat als een wijding door het leven gaat, nu fluisterend van
dichtbij, dan flauw vermoed in de verte.
Lang is Lochem een vergeten plekje geweest, de zomers strooiden hun schoonheid over het land, bespied
wellicht van een enkelen kunstenaar; de arbeider zwoegde er zijn leven af. Thans is de rijkdom er bin
nengetrokken, bouwend zijn huizen op den grond des arbeiders. Ongeveer vijftien jaren geleden verrezen
aan den Nieuwen weg (oostzijde der stad) de eerst drie villa's, die vier jaar onbewoond bleven. Toen
boden er zich eindelijk liefhebbers aan, die al dra buren kregen. Een timmerman kocht al het terrein en
ging door met bouwen voor eigen rekening, deze villa verkoopende, gene verhurende. En spoedig zal
geen plekje aan weerszijden van den fraaibeplanten weg, die wel een lengte heeft van tien minuten, meer
9
A 1ÖCHEM - Hotel „de Lachte'
"De Luchte" aan de Zutphenseweg, rond 1900.
Land van Lochem 2013 nr. 2