Op ongeveer tien minuten afstands - aan den Dollenhoedschen weg en op de helling der zoog
enaamde "Lochemer bergen"- vindt ge den Braamkuil, een uit denneboompjes vervaardigde,
overkapte bank. Zij biedt den wandelaar een prachtig gezicht op het bouwland en de bosschen
in de omtrek van het kasteel De Cloese, welk gezicht nog rijker kon zijn, wanneer de bank een
weinig naar het Oosten stond en de boompjes aan de rechterkant gerooid werden. De plek gronds
links, met eenige heesters beplant, is verkocht voor villa-bouw; maar de eigenaar wil eerst eens
onderzoeken, of het boomgewas op dit hooggelegen en droge terrein kan gedijen.
Wij zaten hier in den schoonen morgen van 9 Augustus. Het zacht-glooiende veld voor ons dekte
een mengeling van kleuren: het lichtgeel der korenschoven, welke onbewegelijk als soldaten in
lange gelederen stonden; het groen der boekweitakkers en het wit van den bloesem wispelde; de
goudglans der nog ongemaaide haver; het paarsch der omgeploegde akkers; het licht- en don
kergroen tot zwart van de opgaande boomen en het lager akkermaalshout daartusschen, ineen-
vloeiende tot een mooi heuvelland; en eindelijk het lichtgrijs der verder liggende bosschen, zich
afteekenend als een wolkengordel aan den horizon. Over dat alles gaande een trilling van warme
lucht als een zacht rimpelend water door de eenzaamheid van den zonnigen dag. De lucht was
blauw; schapewolkjes omringden in wijde kringen het zenith. Aan den stadskant sprongen uit
het groen roode muren en blauwe daken, blikkerend in den zonnebrand, die schroeide het dorstig
land en koesterde in het dorre gras den krekel, die zonder ophouden kriekte zijn ééntonig geluid.
In onze nabijheid de enkele boomen in fluistering: de witte populier, die liet vloeien het zilver
zijne bladeren; de levendige ratelaar, die van vreugde zijn kleed wel wilde uitschudden; de slanke
eschdoorns, die schroomden te storen de rust van den schoonen morgen. En terwijl de krekel
doorpiepte, kwamen vlinders aandwarrelen over het veld, schoot de waternimf - wier vleugels in
veel kleuren schitterden- met snoekbewegingen door de lucht, ging de wesp al zoemend rond en
bliksemde vélocipèdes langs den weg.
Zonder eens om zich heen te kijken, bukte zich daar ginder een arbeider over de aarde, gedoemd,
om de helft van zijn leven te slijten met zwaren en afmattenden arbeid. - van het oogenblik af,
dat het sneeuwklokje de lente inluidt tot wanneer de naherfst zijn stormen uitzendt en de ver
zuchtingen van het stervend jaar varen door het bijeengeworpen loof en de stoppels op den akker.
Een flauw geklingel deed zich hooren en de tram ging door de laagte, kruipend als een slang langs
den grond; gehuld in grijzen rook, die zich snel verspreidde in de lucht.
Op en neer den akker liep een ploegpaard - langzaam met knikkenden kop, omhoog werpende
den langen staart, links-rechts.
Bijna ieder, die voorbij ging, roemde opgetogen de schoonheid van dit landschap. Hier, in 't gezicht
der dennenbosschen en te midden van den oogsttijd komen Starings liederen weer in gedachten:
"Zie de bindster garen!
Zie, in lange scharen
Garf bij garven staan!
Blijde maaiers;
Nijv're zaaiers;
Die uw loon ontvingt!
Zit nu rustig neder,
Galm' het mastbosch weder,
Als gij juichend zingt."
Het costuum der schovenbindsters wordt zelden meer gedragen; het bestond uit een witte muts,
witten kiel met lange mouwen, zwarten rok en witten boezelaar. Ook bij het binnenhalen van het
graan kan de vrouw niet gemist worden. De man steekt haar de garven toe, die zij op den wagen
stapelt. Behalve rogge, haver en boekweit worden veel mangelwortelen verbouwd, alsmede aard
appelen en boontjes, en in den herfst zandrapen. De arbeiders dorschen hun haver thuis en niet
zelden wordt ge in den vroegen morgen wakker door het dof geluid van den neergeslagen vlegel.
Op de erven der boeren staat het koren meestal in groote, overdekte tassen, kleinere ontmoet men
ook in het veld.
12
Land van Lochem 2013 nr. 2