Volgens het memorie en resolutieboek van de stad Lochem wordt Wolter in 1654 trouwens een korting
van enige jaren op zijn erfpacht toegekend, omdat de magistraat zijn huis gebruikt heeft in de tijd dat
het raadhuis na de brand van 1615 nog niet herbouwd was.
Na overlijden van Wolter Lansinck kwam zijn dochter Johanna in het huis wonen. Zij huwde in 1675
Barthold Schomaker die, zoals meerdere leden van zijn geslacht, lange jaren burgemeester van Lochem
is geweest. Dit echtpaar heeft tien kinderen voortgebracht. Barthold was een zoon van Ds. Willem Scho-
maker en toen deze was overleden, vererfde diens huis in de Molenstraat rond 1700 op Barthold en zijn
gezin, die daar toen ging wonen zodat het kloosterhuis weer vrij kwam.
Wisselend gebruik in de achttiende eeuw
Vanaf 1700 tot 1723 heeft het huis een aantal jaren gediend als woonhuis voor de tweede predikant.
Eerst was dat Ds. O de Roy en daarna Ds. M.A. Schimmelpenninck. De huurprijs werd opgehoogd tot
f 50,-- per jaar. Nadat Ds. Schimmelpenninck was overleden bleek de bouwkundige staat van het huis
inmiddels zodanig verslechterd te zijn dat men besloot tot een flinke reparatie/renovatie. In de jaren 1724
en 1725 werd hiervoor f. 552,15 uitgegeven.
De volgende huurder was Statius Reinier Westenberg, ook weer burgemeester van Lochem. Hij was de
zoon van Johan Westenberg, burgemeester en stadhouder van het Scholtampt. Statius Reinier huwde in
1724 Elsabeth Anna Catharina Olmius. Hieruit blijkt wel dat huwelijken van regenten in die tijd steeds
binnen de eigen elitekring werden gesloten. Toen echter het familiebezit Deedingsweerd rond 1740 vrij
kwam, koos Statius Reinier er logischerwijs voor dit kleine kasteel in Klein Dochteren te gaan bewonen.
Het kloosterhuis kwam weer leeg te staan en het was de ongehuwde Maria Reinira van Nagell, dochter
van de Heer van Ampsen, die bij de stad aanklopte om dit pand te mogen bewonen. Mogelijk vond de
Freulein een huurconstructie beneden haar stand, want in ieder geval werd in 1741 'seeker Stadtshuijs,
schuijre en hoff met allen aankleve van dien' voor f 2.800,-- haar eigendom. Uit de rekeningen van het
Rentampt Lochem blijkt dat de stad het geld goed kon gebruiken, want men wilde het stadhuis graag
moderniseren.
Aan architect G. Ravenschot werd f 3.450,-- betaald wegens het aangenomen 'hermaken' van het stad
huis. Zoals bekend werd de ingang hierbij naar de oostelijke gevel verplaatst. De wapens van de zittende
magistraat zouden de ingangspartij opsieren.
Mejuffrouw Nagell zal ongetwijfeld het grote kloosterhuis met het nodige personeel hebben gedeeld.
Na zevenentwintig jaar, in 1768, komt de Freulein echter te overlijden en dan verkoopt haar erfgenaam,
in de persoon van haar neef Jan Herman Sigismund Nagell, het huis aan Willem Francois de Wolff,
medicinae Doctor en Burgemeester van Lochem.
Een passende nieuwe bewoner dus die de 'Achterstraat' toen de nodige uitstraling zal hebben gegeven.
De laatste 80 jaar
Wanneer Willem Francois in 1804 overlijdt, vererft het huis op zijn zoon Willem. Die heeft het pand
maar drie jaren in bezit gehad want in 1807 verkoopt hij het al weer en in dit geval gaat het eigendom
weer terug naar de stad Lochem en opvallend genoeg wederom voor een bedrag van f 2.800,--, hetzelfde
als waarvoor men het in 1741 had verkocht.
In datzelfde jaar vestigt zich in Lochem de bekende in Dorsten (Duitsland) geboren Rooms Katholieke
arts Johann Franz Rive. Voor hem was het pand bedoeld en de dokter wilde ook wel huren, maar niet
voordat het voor de uitoefening van zijn praktijk geschikt was gemaakt.
Het bestek van de verbouwing is voor wat betreft het metselwerk bewaard gebleven. Hieruit blijkt dat
men een nieuw woonhuis (genoemd 'Agterhuis') aansluitend aan het bestaande gebouw heeft opgetrok
ken. De ruimten van het oude huis werden na kleine ingrepen in gebruik genomen als onder andere
'distilleervertrek en aptheek'. Ook spreekt men van een paardenstal (logisch want de dokter bezocht zijn
patiënten te paard), koestal,varkensschot, washuis en bergplaats.
Deze situatie is zichtbaar op de kadastrale kaart van 1832 op de volgende pagina.
In 1813 trouwde Johann Franz met het acht jaar jongere Nederlands Hervormde meisje Louise Christine
Nijman. Het echtpaar zou kinderloos blijven. Na overlijden van de ouders Nijman is het paar rond 1837
verhuisd van de Achterstraat naar het vrijkomende pand hoek Smeestraat/Dr. Rivestraat. Rive is tot zijn
dood in 1861 arts in Lochem gebleven. Hij is begraven op het R.K. kerkhof te Kranenburg.
10
Land van Lochem 2013 nr. 1