BOEKHORST
Wanneer u in de buurtschap Klein Dochteren vraagt naar De
Boekhorst, dan kan het u gebeuren dat de wedervraag luidt: Welke
Boekhorst? Het kasteel of de boerderij? Want zo gaat het, ieder groot
landhuis op het platteland heet hier een kasteel.
Wat het landhuis betreft, de geschiedenis daarvan gaat niet erg ver terug.
De boerderij daarentegen, die een paar honderd meter noordelijker
ligt, komt veel eerder voor in de historie, want in de periode van 1410 tot
en met 1563 is die een bezitting van het convent Isendoorn te Zutphen
en komt dan onder meer voor als Boickhorst. Na de Hervorming,
dus na de opheffing van onder meer de kloosters, zal de boerderij
verkocht zijn, tenminste, op het einde van de achttiende eeuw was
het goed eigendom van Mr. Abraham de Leeuw van Coolwijck,
die het geërfd had van zijn vader. Het naastgelegen goed Draafsel
was eigendom van zijn schoonvader Mr. Gerard Haesebroeck. Beide
families behoorden tot het Zutphense patriciaat.
Stond er op de Boekhorst een herenhuis? Dat is niet bekend, maar
vermoedelijk zal er een boerderij met landsheerkamer zijn geweest.
De Boekhorst komt overigens ook nog voor onder de namen
Toilers en Klein Amptinck en waar die twee namen vandaan komen,
is onbekend. De naam Boekhorst is overigens gemakkelijk te
verklaren: boek is beuk en horst een hoger gelegen stuk grond.
Gerhard Jan de Leeuw van Coolwijck, zoon van Mr. Abraham, erfde
van zijn vader de Boekhorst, terwijl zijn oom Mr. Pieter Haesebroeck
hem in 1818 het Draafsel naliet. Wegens financiële problemen was hij
genoodzaakt om in 1842 al zijn bezit van de hand te doen en bij publieke
veiling werden de Boekhorst en het Draafsel gekocht door Jan Isak
Brants, kleinzoon van de dichter A.C.W. Staring van den Wildenborch.
Brants had een bedoeling met deze aankoop. Bij de verdeling van de
nalatenschap van zijn grootvader in 1843 waren er 6 erfgenamen, en
het was onmogel ijk dat een van hen den Wildenborch zou erven
en de overigen zou uitkopen en versnippering dreigde. Brants was de
enige kapitaalkrachtige onder hen en door ruiling en uitkoping kon hij
75% van den Wildenborch verwerven. Het Draafsel ruilde hij met zijn
tante Constantia Staring, de Boekhorst met zijn oom Dr. Winand Carel
Hugo Staring. Die liet in 1845 het tegenwoordige huis bouwen. Zijn
kinderen verkochten het landgoed in 1905 aan Arnold Wilhelm Otto
Thate, die het in 1938 aan de aannemer en speculant Bruil overdeed.
Daarna werd het steeds kleiner wordende landgoed meerdere malen
verkocht. Weer een speculant verkocht huis met naaste omgeving aan
Drs. Ritzo Weijnand Schuitema, wiens erven het thans nog bezitten.
Het huis is niet in originele staat tot ons gekomen. Een verbouwing in
het begin van de twintigste eeuw voegde het balkon toe, waarbij een
zonnewijzer in de voorgevel plaats maakte voor een balkondeur. Ook
werden in de noordgevel drie kruisramen aangebracht ter verlichting van
een nieuwe hal, die daar zeer storend werken. Gelukkig zijn de plannen
om het huis te verbouwen tot bungalow, waarbij de verdieping had
moeten verdwijnen, niet doorgegaan wegens de te hoge kosten.
Bron: Harenberg, Jan (tekst), Thomassen, Joop (tekeningen), Eens bolwerk
van de adel. Kastelen en landhuizen in de Achterhoek en Liemers, [1999],
Canaletto/Repro Holland, Alphen aan de Rijn, ISBN 90 6469 748 5.
Land van Lochem 2012 nr. 1 21