De eerste gebeurtenis: een censuurgeval
(censuur houdt hier in: kerkelijke rechtspraak omtrent zuiverheid in leer en levenswandel)
Van de 140 bladzijden in zijn boekje gaan 65 over dit censuurgeval. Het speelde volgens ds. Hein dan ook
een grote rol, in hetgeen hem later in Hoogeveen was overkomen.
Op 5 juni 1783 werd het huwelijk voltrokken tussen Albert Steenbergen, doctor in de rechtswetenschappen,
en Saapke Huidekoper. De jonge advocaat behoorde tot een oud en voornaam Hoogeveens geslacht. Zijn
vrouw kwam uit een aanzienlijke familie, die sinds kort in de veenkolonie woonde.
Op 21 november 1783 schonk Saapke het leven aan een "voldragen kind van het mannelijk geslacht"
De Hoogeveense kerkeraad, waarin ds. Hein de belangrijkste rol speelde, vergeleek de data van huwelijk
en geboorte. Zij kwam tot de conclusie, dat het hier een geval van een gedwongen huwelijk betrof, dus van
"de zonde van voortijdige bijslaap" en dat hierop de kerkelijke censuur moest worden toegepast. Wie zich
aan deze zonde schuldig maakte, moest voor de kerkeraad zijn schuld belijden; anders werd men uitgeslo
ten van het Heilig Avondmaal.
Mr. Steenbergen (een uitgeproken orangist, net als de meeste leden van de voorname families) was hele
maal niet van plan om mee te werken. Hij dacht, dat door het bericht van de kerkeraad te negeren, het
probleem zich vanzelf op zou lossen. Toen dat niet zo bleek te zijn, ging hij allerlei juridische spitsvondig
heden gebruiken om onder de oproep om voor de kerkeraad te verschijnen en de bijslaap toe te geven uit
te komen. Zijn belangrijkste verweer was, dat hij en zijn vrouw niet vooraf in de kwestie gehoord waren,
anders hadden ze het kunnen weerleggen.
De kwestie bleef jarenlang slepen en werd pas in 1788 tot een eind gebracht. De Drentse Landdag (voorna
melijk oranjegezind) vond dat het censuurbesluit, en dus de uitsluiting van het Heilig Avondmaal, nu lang
genoeg geduurd had.
Mr. Steenbergen en zijn vrouw hebben dus nooit hun schuld hoeven te belijden, maar mr. Steenbergen
voelde zich door het gebeuren diep vernederd. Volgens ds. Hein had hij aan deze kwestie een gezworen
vijand overgehouden. Deze zou daarna alle moeite hebben gedaan hem uit zijn functie als predikant te wer
ken. Wat hem uiteindelijk ook gelukt was.
De tweede gebeurtenis: de boetepreek tegen de Hoogeveense schippers
De periode tussen Kerstmis en Nieuwjaar was in Hoogeveen altijd een drukke, onrustige tijd. Alle schip
pers waren dan aan wal en de vaarten lagen vol schepen. De knechten werden in deze periode opnieuw
ingehuurd, hetgeen meestal in een herberg gebeurde en met het nodige drankgebruik gepaard ging. Dit had
vaak weer vechtpartijen tot gevolg. Zo ook in 1787.
Op Oudejaarsavond ontstond een handgemeen tussen de Hoogeveense schippers en de soldaten, die in
de veenkoloniën waren gelegerd om orde en rust te handhaven en om de patriotten te beschermen. Ds.
Hein vertelde in zijn pamflet, dat er aan beide zijden gewonden vielen, waaronder enkele behoorlijk zwaar
gekwetsten. De plaatselijke dokter Mantingh, een vooraanstaand patriot, wilde op dat moment een ernstig
zieke bezoeken. Hij werd echter op weg naar de patient op straat door een aantal aangeschoten schippers
(allen verwoede oranjeklanten) aangevallen, mishandeld en gedwongen naar huis terug te keren, zonder de
zwaar zieke patient te kunnen bezoeken. Deze overleed nog dezelfde nacht.
De volgende dag, Nieuwjaarsmiddag, was het ds. Heins beurt om te preken. Hij was er de man niet naar om
niet op het gebeurde in te gaan. Hij beschouwde het als zijn plicht "genoemde ontmenschte gruweldaad te
moeten bestraffen" en heeft "het onredelijke en onmenschelijke daarvan met levendige kleuren en welgelij
kende trekken zoeken te schilderen"gelijk het zijn gewoonte was.
De schippers waren over deze preek zeer gebelgd en stapten naar mr. Albert Steenbergen, die een request
opstelde aan de drost, uit naam van alle schippers en andere ingezetenen, samen zo'n honderd man.
Ze verklaarden het ten zeerste te betreuren, dat dr. Mantingh opgehouden was, maar ze ontkenden, dat het
hun schuld was en dat ze daardoor, zoals ds. Hein had beweerd, een ongelukkig medemens van het leven
hadden beroofd.
De schippers spraken als hun mening uit, dat een predikant Gods woord moet verkondigen, maar niet "de
gemeente of sommigen van dien uitkrijten, beschimpen en bespotten, even of zij uitvaagzels zijn, hetgeen
niets anders dan haat kan veroorzaken".
Ds. Hein kreeg kort daarop bericht, dat hij zich binnen drie dagen bij de drost (de hoogste bestuursamb
tenaar in Drente) moest komen verantwoorden. Aangezien dat binnen die tijd door de afstand en de ver
voersmogelijkheden destijds nauwelijks of niet te doen was, was het wel duidelijk voor ds. Hein aan wiens
zijde de drost stond.
Met deze twee gevallen wilde ds. Hein de lezer van zijn pamflet duidelijk maken, hoe de vork werkelijk in
de steel stak.
Mr. Steenbergen liet, volgens hem niets na om hem dwars te zitten en in Assen was men steeds geneigd
zijn tegenstanders geloof te schenken. Hij, de predikant, kreeg wel een vermaning, maar tegen de schippers
gebeurde er niets!
16
Land van Lochem 2012 nr. 2