fr Hij kan dus niet de herder zijn, die Staring in het gedicht de volgende woorden laat spreken: "Mijn Vrienden, in mijn prillen tijd, Ten herder van dit oord gewijd, Zwom ik, met onbezweken trouw, Mijn kudde voor, naar 't kerkgebouw. Ook heden nog, hoe grijs van kin, Schoot ik getroost den slibkuil in; Maar 't wil niet meer, en blijft het dus, Zoo heet ik ras emeritus. Met droogen hoest en jicht bezocht, Verlaat mij kracht en ademtogt. Nog tweemaal als van daag doorweekt, Eilaas, dan heb ik uitgepreekt Zou hij echter, van hetgeen ds. Hein later in Hoogeveen is overkomen, op de hoogte zijn geweest, mogelijk dat hij daar dan ook zo'n prachtig spotdicht op zou hebben gemaakt. Als u wilt weten waarom, dan moet u beslist verder lezen. Almelo Harderwijk Almen Genemuiden Hoogeveen - Lochem Casimir Albrecht Willem Hein werd in 1725 in Almelo geboren als eerste van de in totaal zeven kinderen van mr. Georg Hendrik Hein en zijn vrouw Johanna Sidonia Huneveld. Het echtpaar was in 1723 in Almelo getrouwd. Zij was de dochter van de Almelose predikant Casimir Wilhelm Huneveld en zijn vrouw. Mr. G. H. Hein (oorspronkelijk afkomstig uit het Noord-Duitse hertogdom Holstein) had in Utrecht rechten gestudeerd en bekleedde daarna een aantal belangrijke functies in Almelo. Zo was hij daar advocaat, as sessor bij het Landsgericht Almelo, richter in Ambt Almelo, richter der Heerlijkheid Almelo en ontvanger secretaris van Stad-Almelo. C.A.W. Hein groeide dus in gegoede omstandigheden in Almelo op. In september 1744 liet hij zich als theologiestudent aan de universiteit van Harderwijk inschrijven. Drie jaar later rondde hij zijn studie af en werd hij predikant in het Gelderse Almen. Daar verbleef hij een groot deel van zijn werkzame leven, bijna 28 jaar. Hier leerde hij zijn vrouw kennen, de Lochemse Lucina Raedt, dochter van Hendrik Jan Raedt en Jenneken Arentsen. H.J. Raedt is onder andere stadhouder der lenen en rentmeester van Nettelhorst, de Cloese en Langen geweest. Ds. Hein en Lucina Raedt trouwden op 26 augustus 1756 in Almen. In het trouwboek staat hij vermeld als Casimir Albrecht Guilelm Hein. Hij onderte kende in die tijd zelf ook met de 'G' van Guilelm in plaats van met de 'W' van Willem of Wilhelm, zo als het bijgevoegde voorbeeld uit het kerkboek van Almen ons laat zien. Het was een voornaam, die in zijn tijd meer gebruikt werd, evenals het verwante Guilielmus en Guihelmus, wat sterk aan Wilhelmus doet denken. Het heeft dan ook dezelfde betekenis, maar het zal wel beter geklonken hebben. De familie Hein woonde in Almen in de (oude) pastorie, die ongeveer één kilometer ten westen van Almen was gelegen. Tussen 1757 en 1766 kreeg het echtpaar hier zes kinderen: drie meisjes en drie jongens. De jongste zoon overleed echter al twee jaar na zijn geboorte. In 1775 vertrok het gezin uit Almen. Ds. Hein had uit Genemuiden een beroep ontvangen en aangenomen. Volgens het maandschrift Boekzaal van november 1773 had hij in dat jaar ook al een poging gedaan om in Lochem beroepen te worden. Maar de concurrentie was daar blijkbaar te groot en de invloed van de familie te gering om die positie te kunnen verwerven. Er stonden destijds dan ook twaalf predikanten op de nomi natie voor die open plaats. De familie Hein ging dus naar Genemuiden. Ze bleven hier slechts vier jaar. Dat blijkt de gebruikelijke minimale tijd na een benoeming te zijn. Het lijkt er niet op, dat het hen hier naar de zin is gegaan. Op 11 juli 1779 deed ds. Hein zijn intrede in de Nederduits Gereformeerde (Hervormde) Kerk te Hoog- eveen. Ds. Hein werd hier, net als destijds in Genemuiden, in zijn ambt bevestigd door zijn jongere broer ds. Christiaan Hendrik Hein. Deze had zijn theologische studie ook in Harderwijk gedaan en was op dat moment predikant te Meppel. -w» 'fijt Land van Lochem 2012 nr. 2 13 I A1-. i&.g. r ff bi OcJt J-

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2012 | | pagina 13