En zo gebeurde het, de dominee en de kerkenraad kwamen 's middags rond een uur of twee, al lopend, bij
't Weijenberg. Een oud kerkenraadlid, Diederik, achternaam onbekend, herder van beroep had vaker met
honden omgegaan en die trad naar voren en haalde een stuk worst uit de broekzak. Hij deed de bedsteedeu
ren open. Het gegrom was bij de deeldeur te horen. Ondertussen had Siep ook al wel honger gekregen en
hij begon meteen aan de worst te snuffelen. Langzaam haalde Diederik de worst naar zich toe en toen de
hond de kop net buiten de bedstee stak duwde Diederik de deuren dicht.
Het duurde dan ook niet lang of er waren twee doden.
In de grote keuken was de vloer van zand en daar voor de bedstee hebben de buren Siep begraven. Er werd
een gat gegraven, tot op de witte grond.
Mijn grootvader en later mijn moeder vertelden dit verhaal en wij vonden het heel bijzonder.
Toen, in 1980, gingen wij het oude huis verbouwen om het weer bewoonbaar te maken.
De zwarte grond moest er allemaal uit. Onze schoonzoon Gerrit kwam ook helpen en op een gegeven mo
ment zei hij: 'Vader wanneer heb je voor het laatst kalkoen gegeten?' Ik wist niet waar ze het over hadden.
Maar op die plaats voor de bedstee kwamen allerlei botten en een hondenkop voor de dag. Onze Henk zei
meteen: "Dat is vast Siep". Voorzichtig hebben ze het hele spul voor de dag gehaald. Een professor uit De
venter had er over gehoord en die heeft alles op de foto gezet. Volgens hem was het een hele oude boeren
hofhond, want dat konden ze zien aan de tanden. Nou, op dit moment ligt Siep bij Henk en Ria in de hal in
een vitrinekast.
Met het koffiedrinken zag mijn moeder de kop en de botten. "Foei'zei ze "dan heb ik mijn hele leven op
een dode hond gewoond, jullie houden het maar stil, dat hoeven de mensen niet te weten."
Bij het uitgraven van de zwarte grond kwamen we tot de ontdekking dat het fundament van de voorgevel
op kloostermoppen stond, die uit 1150 dateerden. De zijgevel stond op veldkeien met de platte kant naar
boven. Beide fundamenten stonden op de witte grond.
Van de kloostermoppen hebben we een bloembak om de mestvaalt gebouwd.
De voorgevel was opgetrokken uit gebakken stenen uit de steenoven van de Brinke.
Mijn moeder vertelde dat de leem met kruiwagens werd aangevoerd. Portlander was er in die tijd nog niet
maar met kalk en metselzand konden ze in die tijd al aardige bouwwerken maken. De specie noemden
ze "tras". De grote schoorsteen (bozem) is toen ook afgebroken, die was aan de voet zeventig centimeter
breed. Hij was gemaakt van zachte rode steen en heel taaie beekklei.
11
De resten van Siep
Land van Lochem 2012 nr. 2