ÜEl' SWAIIE ÈEGT
JUSTITIE^
Ze werden vaak heet van de naald geschreven, veelal nog voor
de veroordeling van de moordenaar. Maar ze konden nog vele
jaren daarna gezongen worden.
Het waren zaken, die in de weinige destijds aanwezige kranten
niet of nauwelijks aan de orde kwamen. Natuurlijk zongen straat
zangers hun liedjes om zoveel mogelijk geld op te halen. Tijdens
de voordracht ging de vrouw, of de partner van de marktzanger
rond met de centenbak. Vanaf de negentiende eeuw verkochten
ze daarnaast ook de gedrukte tekst van het moordlied. Dan kon
den de mensen meezingen.
Soms, zoals in het geval van het lied van Teunis Somer, werd de
liedtekst voorafgegaan door uitgebreide informatie over de moord,
of over het proces. De liederen werden gezongen op bekende
melodieën. Sommige zangers maakten de liedteksten zelf, ande
ren kochten de liedbriefjes bij drukkers. In het geval van dit pam
flet, was dat F. Holst uit Amsterdam.
In dergelijke liederen bezongen de straatzangers het liefst wrede
en gruwelijke misdaden en graag tot in detail. Daarnaast werd er
in de teksten gebruik gemaakt van allerlei krachtige stereotypen,
zoals een jonge, onschuldige vrouw als slachtoffer, een koel
bloedig of juist oververhit beest als dader en grenzeloos lijdende
nabestaanden. Vandaar dat Teunis Somer in'zijn'pamflet wordt
afgeschilderd als een 'verharden booswicht', die geen enkel ge
voel van wroeging en droefheid kan opbrengen als zijn vrouw bij
haar afscheid van hem Gezang 184 volledig voor hem voorleest. Daarbij waren alle aanwezigen aangedaan,
terwijl Teunis als zeer bedaard en koel wordt afgeschilderd.
Of Janna Klein Bekman Gezang 184 werkelijk heeft voorgelezen bij het bezoek aan haar man, zullen we wel
nooit te weten komen. Het zal de schrijver van de tekst van het pamflet zeker te doen zijn geweest om bij het
publiek een gevoelige snaar te raken en dat zal hem met deze tekst zeker gelukt zijn. De meeste mensen waren
in die tijd kerkelijk en ze zullen daarom op de hoogte zijn geweest van de gevoelige inhoud van dit lied. Dat is
mogelijk de reden, dat de schrijver van het pamflet op dit gezang wijst. Om u op de hoogte te stellen van de
tekst staat deze op de pagina hiernaast, de oorspronkelijke tekst en de transcriptie.
Wat is er over de moordzaak Teunis Somer bekend?
In de namiddag van zondag de 29ste april 1838 kwamen een paar kinderen op de weg van Verwolde naar Oolde
vlakbij boerderij Konijnenkamp (nu Henrikahoeve) naar de daar wandelende Jan Hendrik Dondertman toe met
het verhaal, dat verderop een bebloed mens op de grond lag. Het bleek een vrouw te zijn, die met het gezicht
voorover in de berm lag. Dondertman zag dat ze een grote snee rond hals en nek had, waar veel bloed uit was
gestroomd. Hij stuurde daarop één van de kinderen naar de burgemeester van Laren, baron Van der Borch die
dichtbij op huize Verwolde woonde, om hem te vertellen dat er aan de Berkenweg een dode lag.
8
Ol' DE
'bijgevoerd a.iii tien verliatden
BOOSWICHT
TJ'UN-JS SO MER
Ö^i den 3den Maart ÏSIÖ, binnen de Stad Arnhem»
JVelke zich f hoch door berouw - noch door de ver'
waning.:n del Leeraarslot God wilde wenden.
Hun
T<i Jrlj F. HOLST ftoozenstraat
bij de sengrachf, i\'°. 1«
Dit is niet het kleine
boerderijtje, waar Teunis Klein
Bekman en de rest van de
familie woonde. Het werd,
zoals op de gevel vermeld
staat, in 1899 opnieuw en in
een wat vergrote vorm
opgebouwd. De huidige
boerderij is nog weer wat
groter met ramen in de
bovenverdieping en op de
gevel prijkt nu de naam
Jacobahoeve. Echter nog
steeds met het jaartal 1899
boven de huidige naam. De
foto is van ongeveer 1910.
Land van Lochem 2010 nr. 2