Zwervende IJzertijd-erven onder
de Boerkamp in Laren
Archeologisch onderzoek
Jan Kleinen
De achtergrond
In 2003 onderzocht het Archeologisch dienstencentrum (1) het plangebied van de nieuwbouw in de Boer
kamp in Laren. (kaartje). Buurtbewoners, die het onderzoek indertijd van nabij volgden, bleven benieuwd
naar de resultaten. Zij kwamen tenslotte met hun vragen bij het Historisch Genootschap. In het begin van
dit jaar werd in de Veldmaat een bijeenkomst georganiseerd waarin ik het onderzoeksverslag, opgevist uit de
gemeentelijke dossiers, heb toegelicht. Een en ander was aanleiding voor een wat meer uitgebreid artikel over
het interessante en belangwekkende onderzoek in Laren.
De bodem
Het gevarieerde Oost-Nederlandse landschap met zijn sterke afwisseling van droge en natte gebieden bood
bewoners in het verleden een groot aantal vestigings -en bestaansmogelijkheden. Vanaf de prehistorie tot in de
late Middeleeuwen werden vrijwel alleen de goed ontwaterde, dus de hoger gelegen dekzandruggen, in de
buurt van water, bewoond. De nattere gebieden waren in die tijd praktisch onbewoonbaar.
Ook in de omgeving van de Boerkamp was het van oudsher goed wonen. De mensen woonden in een
"zandeilandenrijk"(2) in het overstromingsgebied van de Berkel en haar zijriviertjes.
Het wijkje de Boerkamp en de Zutphenseweg in Laren liggen op een overgang van een dekzandrug naar
dekzandwelvingen, die op hun beurt in het overgangsgebied liggen naar het droge dal ten zuiden van Laren.
Deze lemige dekzandhoogte was vruchtbare en goed te bewerken landbouwgrond. Het vee kon grazen op de
natte gronden in de directe nabijheid van het erf. Ook in de Middeleeuwen bleef de locatie gunstig voor
bewoning. Dat wordt bewezen door de aanwezigheid van een zogenaamd esdek. Deze zeer vruchtbare laag,
boven op het dekzand, is ontstaan door de bemestingsmethodiek van de middeleeuwse boeren. Zij hielden de
grond vruchtbaar door het uitrijden van een mengsel van potstalmest, plaggen, bosstrooisel en zand.
De reliëfverschillen, die in de omgeving goed te zien zijn, worden door de dikte van het esdek veroorzaakt.
De aanwezigheid van een esdek boven op een dekzandrug is een archeologisch gunstige bodemopbouw. Het
esdek beschermt immers eventuele prehistorische bewoningssporen tegen de eroderende weersinvloeden.
Resten van oude bewoning worden onder een esdek dan ook vaak in een uitstekende conditie aangetroffen.
Het Onderzoek
Na een onderzoek van alle archeologische en historische stukken over het gebied en proefboringen werd
besloten tot het aanleggen van proefsleuven. Elke sleuf was vijf meter breed en 131, 74, 67, of 51 meter lang
(zie kaartje).
18
LAREN
Land van Lochem 2010 nr. 2