en ander oopenbaar bekend is. Het onderling gedrag van de jonge man en vrouw, T. Zomer en Janna Klein Bekman, heb ik altijd kunnen beschouwen, en mij als eenstemmig tegen Gerritje Klein Bekman gerigt, voorgekomen." Teunis had zich ook wel eens tegen anderen laten ontvallen, dat hij graag van Gerritje af wilde zijn. Tijdens zijn bekentenis voor genoemde rechter van instructie, een bekentenis die hij later weer introk, vertelde Teunis, dat zijn broer Hendrik hem meer dan eens de raad had gegeven, om zich van zijn lastige schoonzuster te ontdoen. Hendrik zou zelfs aangeboden hebben, om dit voor hem te doen. Nadat Teunis en Hendrik maandenlang met elkaar over de kwestie hadden gesproken, hadden ze in de morgen van 29 april, toen ze elkaar voor het ter kerke gaan ontmoetten, besloten Gerritje die middag van het leven te beroven. Toen Gerritje die zondagmiddag van huis was vertrokken in de richting van haar kosthuis, was Teunis ook op pad gegaan. Zijn vrouw had hij verteld, dat hij bij een boer in Holterbroek wilde gaan vragen, of hij bij hem een koe kon onderbrengen. In werkelijkheid ging hij in de richting van de Konijnenkamp. Dat deed ook zijn broer Hendrik. Ze troffen elkaar bij het Nieuwe Hek. Daar zagen ze Gerritje voor hen uit lopen. Ze volgden haar tot voorbij de Konijnenkamp. In het verhaal van Staats Evers vertelde Teunis in zijn bekentenis over de daad: datH.S. daarop, terwijl hij langzaam op den weg was blijven voortgaan, zich linksafin het bosch had begeven en vervolgens, na zijn hoed afgezet, zich van zijne schoenen ontdaan en zijne regtermouw tot den elleboog opgestroopt te hebben, ter plaatse, waar de dennensingels ter zijde van den weg een aanvang nemen, onverhoeds met een mes, hetwelk hij hem even te voren daartoe had overreikt, uit het bosch op zijde was gesprongen, en haar vervol gens bij den nek vastgegrepen en tegen den dennensingel omvergeduwd had; dat hij, beklaagde, daarop toegesprongen zijnde, haar het hoofd voorover had gedrukt, waarop de tweede beklaagde, Gerritje, die toen onder hevig kermen de woorden: "0 God!" had uitgeroepen en, van achteren vastgegrepen, hare aanvallers niet had kunnen herkennen, den hals had afgesneden; dat hij, beklaagde, na het volvoeren der misdaad, H.S. dadelijk verlaten en zich naar het Holterbroek begeven had, na alvorens op diens raad het mes, dat deze hem had teruggegeven, ter hoogte van de Larensche brug, in een dennenbosje diep in den grond te hebben gestoken; dat de 2de beklaagde toen in het bosch teruggekeerd zijnde, in plaats van zijn hoed een pet, welken hij had medegenomen ten einde niet herkend te worden, opgezet en zijne schoenen weder aangetrokken had; 's Avonds hadden de broers elkaar bij een handwijzer weer getroffen en nog even met elkaar gesproken. Kaartdeel uit het boek Boerderijen- en veldnamen in Lochem met daarop de boerderijen Klein Bekman en Hendrikahoeve/ Konijnenkamp en de naam 'Moorddjk'. De weg heet officieel Berkenweg. Land van Lochem 2010 nr. 2 Klein Wassink inemai «chotkar Bekkersveid Achterstel Koeweide Voorste Koeweide Damhaar Klein Denoerink Schotman Henrikahoe^e\» Knienenkarri? Groot Denoerink Velderman Bekkerskamp Kostersveen Hofmeier

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2010 | | pagina 10