wallen langs de hele lengte van de beek in goede staat en op een door het departementaal bestuur nog na der vast te stellen hoogte moeten worden gebracht en werden hindernissen en kribben die de vrije af loop van het water belemmerden, verboden. Voor 15 oktober 1807 moesten de gegeven richtlijnen in prak tijk zijn omgezet, waarna elk jaar op dezelfde onder delen het schouwen werd herhaald. De uitvoering Een reglement vaststellen is een ding, het uitvoeren een ander, zoals in het verleden ook al herhaalde ma len was gebleken bij de toepassing van het in 1752 vastgestelde kwartiersreglement op ruiming. Voorlo pig kwam het er niet van omdat de marken dwars lagen. Wildeman signaleerde bij de landdrost van Overijssel in mei 1807 al dat 'nog geen bijzondere schikkingen gemaakt zijn tot de executie van de voor genomen opruiming der Bolksbeek'. Hij permitteerde zich de vrijheid dat het werk 'gevoeglijkst door de respectieve Markten en zelve onder het bestuur der markenrichters en bijzonder continueel opzicht heb bend daartoe aangestelde persoonen konde verricht worden'. Om vervolgens het voorstel te lanceren de markenrichters aan te schrijven met het consigne na St. Jacobi [25 juli] manschappen en gereedschappen te leveren om de klus aan te vangen, waarbij hij af zonderlijk stipuleerde dat 'ook die van Markel en Verwolde gezamenlijk diende geleverd te worden een getal van 15 a 16 kruiwagens'. Zijn advies werd ken nelijk in de wind geslagen. Uit een paar brieven de maanden erna van Van der Borch aan neef Bentinck en (vermoedelijk) inspecteur-generaal Temminck van de domeinen kan opgemaakt worden dat vooral Markelo de ruiming traineerde, Verwolde wilde zijn verantwoordelijkheid nemen zo maakte hij duidelijk. Strijd over de ruiming Hetjaar daarop bleek de strijd tussen de marken volop te zijn losgebrand over wie welk deel van de ruiming voor haar rekening diende te nemen, met vooral een verschil van mening tussen het Overijsselse en Gelderse kamp, waarbij ook nog de aanleg van een nieuwe brug in Markelo een rol speelde. Een [onbe kend] voorstel van Wildeman achtte Van der Borch in strijd met een aantal artikelen in het reglement en zou om die reden ook worden afgewezen door de landdrosten van beide provincies, zo deelde hij Bentinck mee in zijn sinds 4 mei bestaande hoeda nigheid van assessor [adjunct-drost voor het Kwar tier van Zutphen] van de Gelderse hoogste baas. Ver volgens zette onze Verwoldse baron die pet af en gaf als markenrichter tegen Bentick te kennen dat zijn collega's hun verantwoordelijkheid dienden te nemen door op persoonlijke titel een akkoord te sluiten over de verdeling van het werk. In de brief aan de inspecteur blijkt de ware aap uit de mouw te komen. De marken waren ontevreden over het overeengekomen peil in de sluis, het punt waarop Van der Borch op het laatste moment had toegege ven. Hij uitte zijn spijt dat het akkoord over de rui- ming niet was afgesloten voorafgaand aan de rege ling over het sluispeil. Voor een nieuw 'servituut' voelde hij niets. Ook zijn baas de landdrost voelde daar weinig voor en was bereid gepaste maatregelen wilde nemen. Of die er kwamen mag betwijfeld worden. In juli vond blijkens het markenboek van Markelo nog een confe rentie van alle richters in Lochem plaats waarop be sloten was de landdrosten 'te adviseren' om de beek toch te verdiepen en op een aantal plaatsen te verbre den, waarmee de marken nogmaals tot uitdrukking brachten dat door het sluispeil teveel water door de Bolksbeek bleef stromen. Tot slot Of het daarna tot een spoedige oplossing kwam, blijft in historische nevelen gehuld, ook omdat de marken- boeken er verder niet op zijn nageplozen. Duidelijk is wel dat de beek en vooral de Avinksluis een splijt zwam in de regio bleven, eerst tussen Gelderse en Overijsselse bestuurders en nadat die hun verant woordelijkheid voor het waterbeheer eind negentiende eeuw hadden overgedragen ook tussen de water schappen Berkel en Schipbeek. Tot in de jaren zestig van de vorige eeuw bakkeleiden die over het beheer van de stuw en de daaraan verbonden kosten. Wat Van der Borch heel zijn leven voor ogen stond en wat een belangrijke legitimatie voor zijn politieke func tioneren was, de (ver)kanalisering van de Achterhoek, was niet gelukt. De infrastructurele achterstand werd ook in de rest van zijn leven niet ingelopen en uitein delijk nooit weggewerkt. De huidige 'crisis' toont dat nog eens overduidelijk aan. De moderne naar almacht faustiaanse mens zal het verleden slechts ten dele kunnen bezweren, helemaal niet keren. Laten we daar vooral verheugd over zijn en het een zinvolle beteke nis geven maar politici - en mensen? - blijven onver beterlijke koopjesjagers naar slechte waar. 16 Land van Lochem 2009 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2009 | | pagina 16