bestuurlijke molens plotseling - zelfs voor die tijd -
snel draaien. Eind 1805 werd Van der Borch we
derom belast met de zaak, samen met zijn collega's
in het departementale bestuur E.A. Verhuell en baron
E.F. van Heeckeren van Enghuizen. Maar het
leeuwendeel van de werkzaamheden kwam toch op
zijn schouders terecht, zoals blijkt uit de nagelaten
documenten. Aan Overijsselse kant schoven Van der
Borchs neef D. Bentinck tot Diepenheim en zwager
G.W. Sloet van Tweenijenhuizen aan tafel voor over
leg, familiebanden die ongetwijfeld als smeerolie
werkten in het snel op gang gekomen rad van over
leg.
Conferentie in 1796
Van der Borch schetst ons in aantal tussenrapportages
en zijn eindvoorstel aan het voltallige Departemen
tale Bestuur van Gelderland wat zich afspeelde. Op
17 april 1796 hielden de vijf heren naar aanleiding
van enkele ontvangen adviezen 'een conferentie'. Daar
werd aan de ingenieur J.E. Wildeman van Overijssel
'welk voor kundig en 't vak bekend staat' en de Lo-
chemse landmeter C. Westenberg opdracht gegeven
een rapport samen te stellen, voorzien van de ver
eiste metingen.
Over de vrucht van hun werkzaamheden volgde ver
volgens een inspraakronde, zoals te doen gebruike
lijk in die dagen wel beperkt tot hen die het al voor
het zeggen hadden. Vanzelfsprekend meldden zich
weer het stadsbestuur van Zutphen en de inspecteur
generaal der domeinen Temminck. Zij bepleitten een
vier duimen hoger stuwpeil van de Avinksluis dan
Wildeman voorstelde. Dat was zonder meer noodza
kelijk voor een levensvatbare Berkelvaart, waarbij in
het bijzonder werd gewezen op de grote diepgang
van de - ook uit de domeinen afkomstige - hout
vloten, en voldoende watertoevoer voor de 'door
stroom gedreven molens'.
Daar zaten de bestuurders nogal mee in hun maag.
Tijdens een te Huis Diepenheim op 26 juli gehouden
vervolgbijeenkomst stemde men weliswaar in met
Wildemans ideeën, nadat ook nog een inspectie ter
plaatse bij Bloemendaal was gehouden, maar dat was
een erg voorzichtig besluit. Eerst wilde men nog
maals vertrouwelijk overleggen met Zutphen en de
Domeinen. Het slotoffensief van die twee legde geen
windeieren. Een moegestreden Van der Borch legde
het hoofd in de schoot. Inhoudelijk was hij het vol
strekt oneens met een hoger stuwpeil, maar 'tot am
putatie van alle verdere langwijligheden over ene saak
die reeds te lang was' besloot hij hun bezwaren te
'defeeren'[eerbiedigen]. Een beter voorbeeld hoe het
getraineer in het poldermodel resultaat kan afwer
pen, bestaat er niet.
Slotconferentie in 1806
De op Huis Verwolde gehouden slotconferentie - na
een aantal revolutionaire Bataafse jaren werd er op
adellijke huizen in 1806 weer volop beleid gemaakt -
vond plaats op 23 september waarin de tekst werd
vastgesteld van de twee pijlers die de wateroverlast
van de Bolksbeek beter beheersbaar moesten maken:
een regeling over het stuwpeil van de Avinksluis en
een schouwreglement voor de beek. Op 11 oktober
werden die voorzien van de handtekeningen door de
departementale besturen. Toeval of niet op dezelfde
dag - ging de postkoetscommunicatie zo snel? - be
schikte de minister van Binnenlandse Zaken op het
rekest van Nagell tot Ampsen waarin de bewinds
man Gelderland en Overijssel opriep om een regeling
over de watergeleiding van de Avinksluis en over de
ruiming van de Bolksbeek te treffen, een beslissing
volledig in lijn met wat de baron had gevraagd.
Wat op die gedenkwaardige in oktober 1806 uit de
bus kwam rollen, was het resultaat van een kunstig
balanceren op een koord waaraan alle betrokken par
tijen hard hadden trokken. Zoals gezegd waren Van
der Borchs grootse vergezichten over het bevaarbaar
maken van de beek, en van aanvullende kanaalwerken,
achter de horizon verdwenen. Niet helemaal verwon
derlijk, gegeven de technische stand van zaken, het
te verwachten verzet van grondeigenaren en de nood
zaak tot compromis. In het bijzonder bij de regeling
over het stuwpeil van de Avinksluis was gemanoeu
vreerd tussen de uiteenlopende belangen van de be
woners en geërfden van marken aan de Berkel en de
Bolksbeek, de stad Zutphen en de 'Vorst van Nassau'.
Kortom, iedereen had gegeven en genomen.
De overeenkomst
Hoofdpunt in de tussen Overijssel en Gelderland ge
sloten overeenkomst was de verlaging van het stuw-
peil van de Avinksluis met vier duim; van drie voet en
drie duim 'in Rhijnlands' naar twee voet en elf dui
men. Daarmee nam de Berkel wat waterafvoer van
de Bolksbeek over.
Van het onder toezicht van de inspecteur generaal
Temminck te realiseren peil kon niet worden afge
weken dan na wederzijdse instemming van de depar
tementale besturen van beide provincies.
Aanvullende bepalingen waren dat de watergeleiding
door de stuw werd beperkt tot vier schutten in plaats
van de eerdere acht (alleen bij dreigende calamiteiten
konden de bij de rentmeester van de domeinen in
bewaring gegeven sleutels van de vier overige schut
ten worden vrijgegeven); verder het op overeenkom
stig niveau als de Avinksluis vastleggen van de peilen
van molenschutten en het verbod om de capaciteit
van de benedenloop van de Bolksbeek (van de
Avinksluis tot de Aaftinkbrug) behalve dan door 'or
dinaire opruimingen' te vergroten.
Het schouwreglement
In het op dezelfde dag vastgestelde schouwreglement
werd bij de voorgeschreven ruiming in andere woor
den nog eens vastgelegd dat geen capaciteits
vergroting van de benedenloop mocht plaatsvinden;
particuliere eigenaren en marken dienden 'op gewone
wijze' te ruimen 'zonder eenige verdieping of
verbreding'. Echter waar de beek geen achttien voet
breed was, werd deze breedte alsnog de eis. Voorts
zouden de ter wering van overstroming dienende
15
Land van Lochem 2009 nr. 3