Gelijktijdig met het vergraven van de Bolksbeek werd
in de Berkel de Avinksluis aangelegd die de water
toevoer van de rivier naar de beek ging regelen. Eeu
wenlang raakten de streekgemoederen verhit over
wie, wanneer, welke hoeveelheid water diende te
krijgen. Al in 1775 meldde ingenieur Klesheim aan de
staten van het Kwartier van Zutphen, zo leert ons
een nog ter sprake komende adviesnota van een na
tionale ambtenaar, dat het Avinkdekseltje niet goed
paste op het Bolksbeekse pannetje. Klesheim con
stateerde volgens de latere weergave:
"dat de Avinksluis wel vier schutten te ruim was
breed is 31 voet 9 duim, terwijl de gemiddelde
breedte der Bolksbeek is 16 voeten en
in de Beek binnen een minut door de Avinksluis 61475
teerling voeten water meer gestort kunnen worden
als de boezem bevatten kan".
Kortom als de sluis geschut werd, kreeg de beek
meer te verstouwen dan die aankon.
Het rekest van 1793
De feitelijk start van de hier beschreven mini-epi
sode van de Bolksbeek begint in 1793. Toen werd
door een aantal ingezetenen van Gelselaar en Geest
eren bij de staten van het toen nog zelfstandige Kwar
tier van Zutphen een rekest ingediend, waarin werd
verzocht om in overleg met Overijssel te komen tot
een regeling voor de ruiming van de Bolksbeek. Van
wege het bovenprovinciale aspect werd de zaak door
het kwartier aanhangig gemaakt bij 'de landschap',
de provinciale volksvertegenwoordiging, bestaande
uit leden van ridderschap en steden, die het voor na
der advies in handen stelde van het Hof van Gelder
land. Dat was in nogal wat gevallen een garantie voor
een langdurig traject.
Vermoedelijk en beetje ongedurig geworden en mee
gesleept door de veranderingsgezinde geest die met
de Bataafse revolutie door de provincie waaide, her
haalden de adressanten hun verzoek aan de staten na
de omwenteling in 1795. Ook nu met slechts be
perkt succes. Bij de wederom plaatsgevonden be
handeling op provinciaal niveau, dan door de patriot
tische en democratische opvolger van de landschap
('de provisionele representanten van Gelderland')
werden Van der Borch en J.H. Hijers gemachtigd met
de buurprovincie te gaan praten. In het besluit was
wel de zinsnede opgenomen 'uit het zelve en des-
zelfs kosten', ofwel de zaak betrof een primaire aan
gelegenheid van de streek zelf die ook maar voor
eventuele kosten diende op te draven.
Van der Borch in actie
Van der Borch ondernam direct actie. Gezagdragers
en markenrichters werden om advies en informatie
gevraagd teneinde hem in staat te stellen 'met de
vereischte kennis van zaken' te handelen. Gretig gaf
men er gevolg aan. Toch stokte daarna de voort
gang, in 1798 blijkt in welke mate en door wiens
toedoen. In dat jaar was een nieuw provinciaal be-
stuur geïnstalleerd (het Tweede Intermediair Admi
nistratief Bestuur) als vervolg op een door radicale
Hollandse patriotten gepleegde staatsgreep, voor wie
het dan toe bestaande federale verband van de zeven
gewesten vervangen diende te worden door een 'één
en ondeelbaar' Nederland.
Van der Borch nam als lid van dit bestuur, zijn eerste
provinciale functie, zelf mede het besluit tot vervan
ging van zijn medecommissielid Hijers door de Lo-
chemse burgemeester H.J. Thomasson van Lochem,
die toen op provinciaal niveau ook een belangrijke rol
ging spelen. Vermoedelijk was Hijers politiek weg
gezuiverd - zeer gebruikelijk in dejaren 1798-1801 -
maar in versluierd, welhaast mystiek taalgebruik werd
als formele reden voor diens vervanging opgevoerd
dat in het voorgaande anderhalf jaar niet gelukt was
om tot een 'conferentie' met Overijssel te komen.
Die provincie had kennelijk geen haast om een ge
sprek met de buurprovincie aan te gaan Helemaal ver
wonderlijk was dat niet want bij lezing van de stuk
ken blijkt dat in het bijzonder in de Gelderse beneden
loop van de Bolksbeek zich de wateroverlast voor
deed, vermoedelijk omdat de loop smaller was dan
stroomafwaarts in Overijssel. Met de nieuw be
noemde commissie kwam er toch eindelijk vaart. De
van Overijsselse kant met de zaak belaste bestuur
ders A. Budde en Banier [voorletters onbekend] voer
den in mei-juni 1798 een uitgebreide inspectie uit langs
de beek en de Avinksluis en kwamen tot de conclusie
dat de klachten van Geesteren en Gelselaar zeker niet
ongegrond waren. Toch achtten zij nader onderzoek
door een deskundige nodig.
Vrijwel gelijktijdig nam de reuring over de beek enorm
toe, vermoedelijk niet in de laatste plaats door een
aanvullend initiatief van Van der Borch zelf. Niet al
leen ruiming maar ook het bevaarbaar maken van de
Bolksbeek diende naar zijn oordeel onderwerp van
gesprek te worden. Dat betekende een verdieping en
verbreding van het stroompje, een ingrijpender ope
ratie dan louter ruiming, met als gevolg afleiding van
meer Berkelwater noordwaarts richting Schipbeek.
Nieuwe Staatsregeling
Soms moet men wetenschappelijke terughoudendheid
bij het speculeren over historische oorzaken en men
selijke drijfveren laten varen. Reden om de hypothese
te formuleren dat Van der Borch met zijn idee kwam
vanwege een bijzondere ontwikkeling op nationaal
niveau: de vaststelling van een staatsregeling ter ver
betering van waterwegen en het maken van 'door
snijdingen', om daarmee landbouw, koophandel en
de ontginning van woeste gronden te bevorderen. Dat
was in de Nederlandse geschiedenis een van de eer
ste blijken van een activistische overheid op econo
misch terrein die in de twintigste eeuw zo gangbaar
is geworden. Naderhand zullen nog meer stimule
rende maatregelen op het terrein van landbouw, bos
bouw en industriële bedrijvigheid volgen. Alleen al
om die reden, maar evenzeer om de door het Ba
taafse bewind grondwettelijk vastgelegde scheiding
van kerk en staat, de gelijkberechtiging van alle
11
Land van Lochem 2009 nr. 3