Van andere aard waren de meer zakelijke contacten en bezoeken. De eigenaren van de omliggende landgoede ren zullen regelmatig bij de Wildenborch zijn voorgereden om gemeenschappelijke aangelegenheden te be spreken, zoals het graven van sloten voor de ontwatering en het aanleggen van wegen. Ongetwijfeld zal ook gebuurt zijn om buiten de officiële vergaderingen van gedachten te wisselen over hete hangijzers in de marken van Barchem en Vorden. Regelmatig werd de koetsier ook opdracht gegeven richting Ruurlo te rijden, naar het kasteel van Van Heeckeren van Kell die in 1825 door zijn benoeming tot gouverneur de machtigste man in de provincie was geworden; hij kon loopbanen maken en breken. Die gang bewoog zich voor Staring vermoedelijk tussen verplichting en verpozing. Liet hij zich er te lang niet of te onregelmatig zien, dan zou hij te zeer uit de toon vallen of wellicht belangrijke wandelgangeninformatie missen, met alle consequenties van dien voor zijn persoonlijk belang. Veelzeggend is wellicht Dientje's opmerking: 'Ik moet nu vanmorgen met papa naar Ruurlo mijn compliment gaan afsteken'. Maar vertier was er ook op kasteel Ruurlo. Toen Staring de te verwachten gasten op een soiree eind 1829 in een brief doornam verwachtte hij een 'muzikalen avond'. Kinderen hadden hun eigen vermaak; partijtjes bij de buren en familie, vooral bij gelegenheid van de verjaardag van een vriendje, vriendinnetje, neefje of nichtje. Dan bleven ze vaak ook een paar dagen logeren. De ijver waarmee de bevolking toentertijd voor een nageslacht zorgde, leidde ertoe dat gezinnen veelal een omvangrijk jong volkje kenden, dat zich door de talrijke feestelijke gebeurtenissen niet behoefde te vervelen. Een huwelijk onder de jongelui, zo kan worden opgemaakt uit de brieven van Starings vrouw, spande misschien wel de kroon. Dan werd groots uitgepakt. Voor de trouwerij gaf het aanstaande paar partijtjes op de huizen van bekenden, met op de dag de apotheose aan uitbundigheid. Samen musiceren was bij de jeugd ook een geliefkoosde bezigheid. Uit 1835 dateert een muziekboekje The dancing fairies met kleine walsen met, behalve werken van de 'groten', ook een aantal composities van jongedames van landgoederen uit de omgeving, waaronder Everdina van Löben Sels (ook een Dientje) van de Velhorst. De omslag was verluchtigd met een tekening van Willem Staring, behalve een vaardig tekenaar, een goed pianospeler. Zo bekwaam dat hij als dertienjarige met de vijftienjarige Dientje een quatre-mains concert te Zutphen gaf. Hoe populair en belangrijk de muziek op de Wildenborch was, blijkt uit een bewering dat daar op een bepaald moment vier piano's stonden en Staring eigenlijk ook nog overwoog een huisorgel met een zwengel, een novum in die tijd, aan te schaffen. 's Winters verlegde zich het sociale leven weer. Zutphen met haar nog niet geheel verloren grandeur van Hanzestad was 'the place to be'. De hoofdstad van het kwartier was omstreeks 1810 met 7.500 inwoners niet veel kleiner dan de 10.000 van Arnhem. De dag-, week- en jaarmarkt met kermis brachten overdag volks vertier en plezier, 's nachts zorgde het grote garnizoen voor een uitbundig uitgaansleven. De sociale top in de stad en op het platteland had haar eigen vermaak. Voor vooral de kout en gezelligheid konden de heren terecht in sociëteiten, de dames in literaire clubjes. Aan de belangrijke Groote of Oranje sociëteit, waar ook de gecommitteerden van de mark van Vorden nogal eens bij elkaar kwamen, was vanaf 1803 een aparte 'Comoedie-zaal' verbonden. Daar werden in de winter de voorstellingen gegeven van meer gerenommeerde gezelschappen onder 'de ontelbare troepen en troepjes van ambulante tonelisten die in de jaren twintig van de 19de eeuw door oostelijk Nederland zwierven'. Behalve kluchten en blijspelen werden ook stukken van Schiller en Molière opgevoerd. Zo droegen in de ogen van Gelderse gemeentebesturen toneel makers bij aan de zedelijke en godsdienstige verheffing van de bevolking. Voorafgaand aan de voorstellingen deed de stedelijke elite, zo blijkt uit brieven van Staring, zich in hetzelfde pand nogal eens tegoed aan copieuze diners. Op kleinere en dilettantische schaal werden uitvoeringen gegeven in de ruime huizen van de stedelijke elite. Daar zweefden de jongelui ook over de dansvloer bij de vele bals en thé-dansants - huwelijksmarkten bij uitstek. Een meer buitenissig vermaak was een bezoek aan een 'menagerie' [rijdende dierentuin], een attractie van jewelste waar het jonge spul op de Wildenborch zich vergaapte aan de wilde beesten. Regelmatig vertrok Starings vrouw met meerdere van haar spruiten voor een paar dagen naar Zutphen, van welke stad Staring al direct na de komst op de Wildenborch grootburger was geworden, meer een eretitel die hij 'overnam' van zijn grootvader en vader. Een lange reeks van visites en contra-visites werd afgelegd. Bij het ouder worden gingen Starings kinderen op eigen gelegenheid. Niet duidelijk is bij wie de familie dan verbleef. In het 'winterkwartier' van de Van Löben Selsen? Bij andere kennissen zoals de Swavings, een bekend burgemeestersgeslacht in Zutphen, aan wie de Van Löben Selsen door huwelijksbanden geparenteerd waren? De kinderen uit deze familie waren in ieder geval goed bevriend met Willem, Caroline en Dientje en kwamen ook regelmatig logeren op de Wildenborch. Staring vergezelde vrouw en kinderen regelmatig, maar zorgde er meestal wel voor dat hij na een dag weer huiswaarts toog. Maar al te graag zette hij zijn poëtische verbeelding om in daden. Ontvlugt nu de steden Wie vreugde begeert! Ontvlugt ze nog heden! 7 Land van Lochem 2009 nr. 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2009 | | pagina 7