'In de achttiende en negentiende eeuw verstuurde het gewone
volk hier in De Graafschap over het algemeen geen brieven
ten, alsof ze niet in staat werden geacht zelf te beta
len. De te betalen port werd in het begin aangeduid
met een rood krijtstreepje op de voorzijde van de brief:
één streepje betekende één stuiver, een dwars streepje
was een halve stuiver.
In de achttiende en begin negentiende eeuw ver
stuurde 'het gewone volk' in De Graafschap over
het algemeen geen brieven. De meeste stukken zijn
dan ook afkomstig van de adel of de autoriteiten en
ook voor hen bestemd. In de loop van de achttiende
eeuw ontstaan langzamerhand min of meer vaste
bodediensten. Bewaard gebleven stadsalmanakken
van Zutphen uit 1735, 1756, 1775 en 1797 getuigen
van een steeds verdere uitbreiding van zowel deze
diensten tussen plaatsen in De Graafschap zelf, als
naar bijvoorbeeld Arnhem, Harderwijk en Zwolle. Dit
kon gebeuren met voetbodes, bereden bodes
(postiljons) of met een (ossen-) kar. Voor de langere,
grote ritten komen de eerste postkoetsen zoals
Zutphen/Doesburg/Winterswijk en Arnhem/ Zutphen/
Deventer, die ook passagiers mee gingen nemen.
Brieven werden, net zoals nu, ook niet direct op het
aangegeven adres bezorgd, maar bereikten hun uit
eindelijke bestemming soms via een omweg. Her
bergen konden fungeren als verzamelpunt van waar
uit de brieven weer verder werden vervoerd. Op de
brieven uit de collectie van Tijhof is prachtig af te
lezen hoe dit allemaal in zijn werk ging. Soms staan
er wel vier stempels op een brief, een teken dat het
stuk een hele reis heeft gemaakt met veel tussenstops
alvorens zijn doel te bereiken.
Postkantoren
De postcomptoirs of kantoren in Zutphen en
Doesburg waren in de achttiende eeuw - en moge
lijk al daarvoor - vaak particulier initiatief. Het was
koning Lodewijk Napoleon die in 1806 de eerste lan
delijke postregels en postdiensten instelde. Nederland
werd in 1810 een deel van Frankrijk en dat bete
kende dat de postbezorging naar Frans model werd
ingericht. Graafschap Zutphen werd een deel van het
'Département Yssel Supérieur' en kreeg het
departementsnummer 121. De nu officiële postkan
toren Zutphen en Doesburg kregen toen ook hun
naamstempels: 'ZUTPHEN' en 'DOESBOURG' voor
zien van het nummer 121 boven de plaatsnaam. Na
dat in 1813 de Fransen uit ons land waren verdreven
bleef veel van de organisatie intact, maar werden de
gehate departementnummers van de stempels afge
sneden. Dit snijden wordt in de postale wereld aan
geduid met de term 'kappen'. Het nummer bleef in
het geval van Zutphen overigens nog jaren onderdeel
van het stempel. In de loop van de jaren kregen deze
kantoren steeds weer nieuwe naamstempels en ble
ven de specifieke stempels voor gefrankeerde post
('FRANCO') en niet te bestellen post ('DÉBOURSÉ')
in gebruik.
Tot 1825 bestonden er in de regio naast de beide
postkantoren Zutphen en Doesburg vier officiële
distributiekantoren: Dieren (1811, ook als entrepot in
gebruik), Zevenaar (1816), Brummen (1819) en
Borculo (1823). In 1827 werd dit aantal uitgebreid
met twintig provinciale kantoren te weten Aalten,
Angerlo, Didam, Doetinchem, Dinxperlo, Eibergen,
Gendringen, Groenlo, 's-Heerenberg, Hengelo, Laag-
Keppel, Lichtenvoorde, Lochem, Neede, Ruurlo,
Terborg, Varsseveld, Vorden, Wehl en Winterwijk.
Er kwam nu ook een veel dichter netwerk van bodes
tussen allerlei plaatsen.
Deze 'distributeurs' of 'brievengaarders' namen de
aangeboden brieven in ontvangst en zetten in som
mige plaatsen met inkt of met behulp van een 'eigen'
plaatsnaamstempeltje de plaatsnaam achter op de
aangeboden brieven. Deze stempeltjes zijn o.a. be
kend van Groenlo, Angerlo, Winterswijk en 's-
Heerenberg. Voor iedere bezorgde brief kreeg de
distributeur meestal 2% cent. In 1829 werd Winters
wijk ook een officieel postkantoor. In datzelfde jaar
werden door de postkantoren de rode ronde naam
stempels in gebruik genomen. Daarna volgden in de
loop der jaren diverse andere typen stempels.
Vanaf 1850 trad de nieuwe postwet in werking en
werden de talrijke distributiekantoren officiële hulp
postkantoren met een speciaal eigen naamstempeltje.
Administratief bleven deze hulppostkantoren onder
de postkantoren van Zutphen, Doesburg of Winters
wijk ressorteren, terwijl Terborg en Zevenaar toen
ook zelfstandige postkantoren werden.
Determineren
Om de verschillende op de poststukken voorkomende
stempels te kunnen determineren, raadpleegt Tijhof
meerdere boeken (o.a. '300 Jaar Postmerken' van
P.C. Korteweg, 1955 en 'Postmerken en Post-
inrichtingen', 2007) waarin alle stempels zijn afge
beeld of minutieus zijn beschreven.
Het samenstellen van deze boeken moet een enorm
werk zijn geweest. Per plaats kan er sprake zijn van
tientallen modellen, de onderlinge verschillen zijn vaak
voor de leek niet eens direct waarneembaar. De ver
zamelaar kan ook veel kennis opdoen uit het tijdschrift
van de Nederlandse Vereniging van Poststukken en
Poststempelverzamelaars (Po Po) waarin speci
fieke onderwerpen worden uitgediept door de leden.
Uit alle stukken in de collectie Tijhof blijkt dat post
en postbezorging altijd serieuze zaken zijn geweest,
ook in het tijdperk van vóór de postzegel. Duidelijk is
dat poststukken met veel zorgvuldigheid werden be
handeld en werden beschouwd als officiële docu-
18
Land van Lochem 2009 nr. 2