De huttenlieden in de mark van Barchem Bert Scova Righini De Graafschap, de streek met - laat ik maar wat overdrijven - idyllisch in het groen verscho len dorpjes en buurtschappen. Welke Achterhoeker, welke Lochemer, koestert dit lieflijke beeld niet? Mag dat met de hedendaagse aantasting van het landschap al een wat romanti sche voorstelling van zaken zijn, een aantal eeuwen geleden was dat zeker het geval. De Achterhoek bestond toen voor ruim de helft uit zogenaamde woeste gronden, een erg toepasselijke benaming voor de uitgestrekte heidevelden, moerassige venen en drassige 'broeklanden' (gronden en weiden bij rivieren en beken) die het landschap toen een volstrekt ander aanzien gaven dan nu. Om met degene die gepromoveerd is op de ruimtelijke ordening in Nederland in de periode 1795-1849 te spreken: 'De woeste gronden vormden een schier eindeloos kaal landschap, een wijde lege ruimte, stug, onvriendelijk, soms vijandig en ongenaakbaar, in het beste geval onverschillig ten opzichte van de mens die ze wilde betre den woest en leeg, zoals ooit de nog onvoltooide aarde tijdens de eerste dagen van de Schepping'. Niettemin vervulde dit weinig uitnodigende gebied een onmisbare functie in het toenmalige landbouwsysteem. Broeklanden waren belangrijk vanwege onvoldoende goede weide bij de boerderijen zelf. Heideplaggen, ge mengd met de mest van het vee, werden gebruikt als bemesting voor de verbouw van voornamelijk rogge, tot ver in de negentiende eeuw verreweg het belangrijkste gewas in deze gebieden. Marken Eigenaren waren, althans in overwegende mate want ook particuliere erven bezaten plukjes woeste grond, de in vele Achterhoekse dorpen en buurtschappen bestaande marken. Het instituut mark ontstond vooral vanaf de vijftiende eeuw, toen zich steeds vaker katers gingen vestigen op de onvruchtbare woeste gronden, die in gebruik waren bij adel en geestelijkheid, of liever bij de pachters van hun boerderijen, en de kleine groep zelfstandige boeren, vrijwel allemaal grote erven. De mark was kortweg een vereniging van (groot)grondbezitters bedoeld om ongewenste gasten buiten de deur te houden. Binnen de marken werd geleidelijk een systeem van regels rondom gebruik en beheer van de woeste gronden ontwikkeld, bijvoorbeeld over de beweiding, het afplaggen van heide, het winnen van turf en het steken van schadden. Vaak ontwikkelden ze zich tot een soort gemeenten avant la lettre met de zorg voor kerk, pastorie, predikant, school en het wegen- en watergangen stelsel. In de gehele Achterhoek ontstonden 64 marken, overigens sterk verschillend naar aard en verschij ningsvorm. Rondom Lochem had je onder meer de marken van Zwiep en Bosheurne, die van Groot en Klein Dochteren, die van Nettelhorst en Langen en die van Barchem. Van vele marken zijn de markenboeken bewaard gebleven, die ons een aardig doorkijkje in de plattelandssamenleving van een paar eeuwen geleden geven. De mark van Barchem We richten de blik op een stukje sociaal reilen en zeilen van de mark van Barchem, een drassig gebied met veel veen, te verklaren uit de ligging bij het Wiersser Broek, tot op de dag van vandaag een van de natste gedeelten van de Achterhoek. Voortdurend was men, zo valt op te maken uit het markenboek, bezig met het verbreden, verdiepen en graven van sloten om de afwatering te verbeteren. De eerste viool speelden de eigenaren van de oorspronkelijke bij de oprichting van de mark betrokken boerde rijen, ofwel de gewaarden. Zij hadden stemrecht in het hoogste besluitvormende orgaan, de markenvergadering. Totaal waren er vijfentwintig erven waarvan het bezit stemrecht met zich meebracht, onder meer Esselink, Groot Egelink, Klein Egelink, Top, Groot Boevink (of Dollehoed), Klein Boevink, Korterink, Jolink, Sasse, Groenouw, Nijland, Groot en Klein Tesink. Een aantal van deze erven was in handen van één eigenaar, die derhalve in de markenvergadering ook meerdere stemmen had. Evenals in andere marken gold ook in Barchem: hoe meer grond, des groter de invloed. Over het algemeen namen grootgrondbezitters binnen de marken een overheersende positie in. Degene met de meeste grond vervulde in vrijwel alle gevallen de positie van markenrichter, zeg maar de voorzitter van de raad van bestuur, die werd bijgestaan door de gecommitteerden, andere grote jongens binnen de mark. In de eerste decennia van de negentiende eeuw was de dichter A.C.W. Staring, wiens vader het leen Wildenborch had gekocht waartoe onder meer de erven Nijland en Groenouw in de mark van Barchem behoorden, de markenrichter en fungeerden E. Joosten, H.J. Thomasson, H. Thomasson en H.J. Raedt als gecommitteerden, allen behorend 30 Land van Lochem 2008 nr. 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2008 | | pagina 30