lukt omdat hij bij zijn oom en zijn gezin in 's- Gravenhage wordt geparkeerd. De Duitse dienstbode nam zijn
verzorging op zieh met een warmte die hij niet kende. Hij werd kinderlijk verliefd op de mooie dienstbode a la
Marlène Dietrich, als tweede symbool van een godin van liefde, schoonheid en "ewig Weibliche" Als eerste
symbool van deze liefdesgodin en schoonheid golden zijn Javaanse kindermeisjes, die hem als heel klein
jongetje, terwijl hij de werkelijkheid van ouderlijke ruzies in de bloeiende overwelvingen van de tropische
plantengroei als in een droomwereld ontvluchtte, in hun liefdevolle armen terug naar de werkelijkheid van het
ouderlijk huis brachten. Deze twee oergodinnen van liefde en schoonheid zullen later in zijn beeldhouwwerk
als thema terugkomen.
Als twaalfjarige tekende hij vooral Bijbelse taferelen en las hij in zijn lievelingsboek Hamann 's Geschichte der
Kunst. Willem was vooral geïnteresseerd in de Frans-Romaanse beeldhouwkunst en architectuur. Iedere
avond keek hij naar de geheimzinnige beeldhouwwerken van de kerkportalen van Moissac, Toulouse, Autun,
Chartres en andere kerken.
Voordrachtkunst
Door een vriendin van zijn moeder, mevrouw C. die een toneelfan was, kwam hij op elfjarige leeftijd in
aanraking met de beroemde acteur en declamator Albert Vogel, de vader van Ellen. Mevrouw C. had declamatieles
van Albert Vogel. Willem luisterde naar hem om zijn stem, die klonk als een bronzen klok Vogel achtte de spruit
Berkhemer geschikt om mee te doen in de jeugdwedstrijd van de Vereniging tot Bevordering van de Voordracht
kunst en Welsprekendheid. En wat vreemd was, Willem stotterde, maar alleen als hij declameerde was dat niet
het geval. Willem kreeg van de jongste groep de eerste prijs, wat veel publiciteit en opdrachten tot gevolg had.
Het winnende gedicht had de Saul en David- tragedie tot inhoud. Dit gedicht had tot gevolg dat hij de hele
Saul en David- en Absolom- tragedie volgens de Statenvertaling uit het hoofd leerde. Van daaruit prentte hij de
Profetieën en de boeken van Jeremia en Jesaja in zijn hoofd. Stuk voor stuk avondvullende programma's. Hij
kreeg geweldige recensies. Door echtscheiding van zijn oom en tante werd hij gedwongen op 14-jarige
leeftijd een kosthuis te zoeken. Berkhemer's vader stimuleerde hem om de tekeningen te laten zien aan een
van oorsprong Nederlandse schilder Kristians Tonny uit Parijs, die surrealistisch schilderde. Deze was niet
zo enthousiast over zijn realistische tekeningen. Tekenaar wilde Willem daarna niet meer worden. Voor kunst
schilder achtte hij zich niet goed genoeg.Wat dan? Beeldhouwer? Erg handig was hij niet. Toneelspeler
misschien? Als veertienjarige deed hij nogmaals mee aan een concours van de Maatschappij tot Bevordering
van de Woordkunst, waarbij hij een eigen opstel, voordracht van een gedicht naar keuze en een improvisatie
-alles uit het hoofd- moest declameren. Daarna was poëzie zo vanzelfsprekend dat hij fragmenten uit Goethe's
Faust en Vondel's Lucifer uit het hoofd leerde om zich onder alle omstandigheden te kunnen inleven in
teksten, die hij met zich meedroeg. Toen Willem zeventien was kreeg hij de eerste prijs en veel publiciteit bij
een Welsprekendheid-concours voor jongeren. Maatschappelijk was hij zo onderontwikkeld dat hij zich bleef
verbazen waarom verenigingen en Haagse instanties hem opeens uitnodigden om op hun bijeenkomsten voor
te dragen. Op bevel van zijn moeder studeerde hij voor de middelbare akte tekenen aan de Haagse Academie
en later die te Amsterdam.
Indië
Zijn jeugd in Indië en zijn reizen als jongeling naar het land van zijn jeugd hebben hem in zijn diepste wezen
gevormd. Ook zijn neiging tot mystiek die te maken heeft met ervaringen op Bali komen daar vandaan. Daar
werd hij door schoonheid overmand. De natuur, de tempels, de gebeeldhouwde demonen en goden, de stenen
terrassen, het prachtige vergezicht op de bergen, de halfnaakte meisjes en vrouwen, de avondlijke dans-
uitvoeringen deden Berkhemer beseffen dat hij omringd was met een voor hem ondoorgrondelijke realiteit.
Rond 1940 raakte hij zeer geïnspireerd door het gedachtengoed van de antroposoof Rudolf Steiner, zonder
echter veel omgang met antroposofen te hebben.
Tijdens de Duitse bezetting kwam hij aan de kost doordat hij op "zwarte" huis-avonden hele passages uit de
Bijbel voordroeg als voordrachtskunstenaar Dat wil zeggen bij particulieren en hun gasten thuis, dus buiten
de gehate, door Duitsers ingestelde "Kulturkammer" om. Ook verplaatste Willem zijn werkterrein naar de
ruimtes van Protestantse kerkgebouwen in het hele land. Voor kerkelijke bijeenkomsten had de "Kulturkammer"
geen belangstelling. Dit had als voordeel dat hij legitiem in het land kon reizen en als kwartiermaker (Joodse)
onderduikers en vluchtelingen bij pastorieën en andere schuiladressen kon onderbrengen. Op een onderduik
adres, in het landhuis van zijn vader's zus ontmoette hij zijn latere vrouw Yvonne de Swarte. Daar werden hun
kinderen Mirte (1946-1979), Michael (1948) en Joan (1951) geboren.
Succes na de Tweede Wereldoorlog
Na de oorlog bleek dat door de "zwarte" avonden Berkhemer zich had verzekerd van een trouw publiek.
Vanaf 1946 trad hij vele avonden op met de beroemde Rosa Spier (afb. 9 en 10). Hij declameerde de Bijbel met
o.a. de als kind aangeleerde teksten zoals Saul en David, Absolom, de verwoesting van Jeruzalem etc, maar
ook de satirische sprookjes van Hans Andersen. Rosa Spier bespeelde de harp, passend bij de voorgedragen
tekst. De Arnhemsche Courant d.d. 10 Oct. 1946 heeft het in zijn perskritiek over "een herschepping zo
16
Land van Lochem 2008 nr. 2