Jan Wussinck gevolcht is, en wederom sodanigh geslaegen geworden dat voor doot heeft gelegen; in welck slaen Gertjen haer man Engelbert willende te hulpe komen, door Jan Wussinck een mael off twee gestoeten en daer nae van hem Wussinck over 't vier gesmeten in welck vallen haer den arm uijt 't lit gevallen is ende doen wederom opstaende haren man voor doot heft vinden liggen. 't welck sij beiden te samen mede aensiende daer op affgewecken ende wegh gegaen sijn en dat daer was de Maeght van de jonge burgemr. Schomaker uijt riep ende seijde: o is dat te lieden dat men een man in sijn huijs soo sal vermoorden, dat nu Engelbert een tijdt lach daer nae, nae dat sij wegh gegaen sijn, wederom ontworpen (bijgekomen?) is, en niet machtig sijnde om te gaen ofte staen op de stoel is gaen sitten. Dat nu Jan Wussinck nae dat te bevorens mede wegh gegaen was een weinich tijdt daer nae allene wederom gekomen is, en als de vrouw in de kamer sijnde bij 't andere volck die daer droncken door 't venster Jan Wussinck sach aenkomen soo is sij uijt de kamer in de keucken gegaen ende tegens haer Man gesijt gaet in de camer daer kompt Wussinck wederom, waer op hij opstaende om in de camer te willen gaen, Wussinck in de keucken gekomen is, en te gelicke in de camer gegaen ende Engelbert is in de camer op de tafel gaen sitten ende Wussinck bij hem, welcke een glas wijns eyschte, 't welck hem oock is gebracht; dat nu ondertusschen Berent Kerckhoff ende Gosen ten Berenpas in de Luchte gekomen sijn en in de keucken gaen sitten, daer om de vrouw van Engelbert haer man uijt de camer, vresende voor verder moeijte, geroepen heft dat hij in de keucken soude komen seggende 'dese mans wilden u wat seggenwaer op hij uijt de camer in de keucken gekomen, en bij gen. Kerckhoff ende Berenpas is gaen sitten, haer verhalende hoe dat sij hem hadden getracteert, dat nu Wussinck uijt de camer met het glas in de handt in de keucken hem gevolcht is, en het glas sonder wordt of weerwordt op de kop in stucken geslaegen waer op hij hem verweerde soo veel hij kunde maer verduivelt sijnde oververweldicht ende gruwelick met voeten gestoeten geworden en sijn doenmaels die twee Mans nae de deele gegaen waer na toe hij Engelbert sigh mede retireerde ende van Wussinck vervolcht werdende hebben die Mans hem toe geroepen 'kricht wat in de hande, kricht wat in de handesoo heeft hij de grepen gekregen om sijn lieff te verdegenen ende daer mede Wussinck van 't lief gekeert, waerover Wussinck uijtgeroepen heeft dat hij Engelbert dien avont den hals nogh wilde brecken ,en bennen die Mans also op 't qualick voeteren oversiedt ende wegh gegaen". Tot zover het opgetekende (minutieuze) verslag van Engelbert en Geertjen, dat natuurlijk door de slachtoffers zal zijn aangedikt. Nog dezelfde dag hebben Berent Kerchhoff (ea 60 jaar) en Gosen ten Berenpas (ea 70 jaar) deze lezing van de gebeurtenissen als getuige bevestigd. Ook de volgende dag worden nog enige getuigen door de magistraat gehoord. Op 24 mei heeft de magistraat dan nog Peter van Eerde chirurgijn ontboden om Engelbert te onderzoeken maar 'pacient was buijten pricul(buiten levensgevaar). Bovendien verschenen die dag Henrick te Winckel, Jan Luinck en Berent te Hasseloe en hebben haer bij desen als burger ingelaten voor die personen van Gerrit en Willem te Hasseloe, alhier op het Raethuis gedetineert over 't feijt aan Engelbert Luchterman op den 20 Meij 1684 in de Luchte begaen enz. De conclusie die uit deze aantekeningen kan worden getrokken is dat de betrokken geweldplegers op borgtocht werden vrijgelaten maar moeten wederom verschijnen als Luchterman van kwetsuren sterft maar komen dan in handen van de Schultis (voor halsmisdaden was het plaatselijk gerecht niet bevoegd) Het schijnt gelukkig niet zover gekomen te zijn, want we treffen Engelbert met echtgenote bijvoorbeeld nog in het Oud Rechterlijk Archief aan op 31 mei 1719, dus 35(!) jaar na dato. Wie waren de belangrijkste personen van dit verslag eigenlijk? In de akte wordt Engelbert Luchterman met zijn achternaam genoemd naar het erf waar hij woonde, dus de Luchte. Zoals bekend kwamen dergelijke vernoemingen in deze streek vaak voor. Zijn werkelijke naam was Engelbert Ebbekinck, zo blijkt uit de DTB registers van Lochem. Hij werd geboren in Gelselaar als zoon van Roeleff Ebbekinck. Op 10 maart 1678 trouwde hij te Lochem met Geertjen Saaltink uit Swijp. Gerrit en Willem te Hasselo waren kinderen van Tonnis tho Hasseloe en Jenneken Spijkers Gerrit trouwde op 19 februari 1681 met Grietjen Kempen uit Langen, terwijl Willem op 14 september 1688 in het huwelijksbootje stapte met Engeltjen Engels uit Lochem. Jan Wussinck tenslotte, krijgt in 1689 een dochter Maria, maar komt in het huwelijksboek pas naar voren in 1694 met Cornelia Burchardts! Dat geweld niet iets is van de lagere milieus bewijst wel het gegeven dat Gerrit te Hasselo in 1692 volgens het Oud Rechterlijk Archief de titel Mr. voor zijn naam draagt en dat Jan Wussinck een zoon was van de Richter Nicolaas Wussinck. Een schietheuvel De kunstmatige heuvel in het bos achter de Luchte heeft in het verleden volgens omwonenden dienst gedaan als kogelvanger. Dit stemt overeen met een vondst in de notulen van B. en W. vergaderingen uit het Lochems archief waarin wordt vermeld dat men op 9 juni 1902 heeft besloten op dit terrein aan de Koninklijke Schiet vereniging Soranus vergunning te verlenen tot oprichting van een schietbaan. 14 Land van Lochem 2007 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2007 | | pagina 14