kelijk van de economische situatie, per periode ver schillend heeft gelegen. Het erve Boevink De oudste geschiedenis In aflevering 3 van "Nieuwtjes" heb ik mededeling gedaan van de vondst dat het erf Lunsink in Langen al eind 14de eeuw voor komt in een register van ei gen goederen van de abdij Elten, en daarmee moge lijk teruggaat tot de bezittingen van graaf Wigman van Hamaland in de 10de eeuw. Met Boevink heb ik zeer waarschijnlijk een tweede exponent daarvan ge vonden, alleen zat dit geval iets meer verscholen. Ellen Palmboom noemt in haar artikel 'De nederzet ting in de middeleeuwen' in het boek Over Stad en ScholtambtLochem in dat verband een viertal erven, namelijk Lunsync, Nyenhuys, Cortenhuys en het goed to Bernichem. Op een gegeven moment ontdekte ik bij het napluizen van het oud rechterlijk archief van het Scholtambt Lochem een akte uit het jaar 1691, waarin het goed Bouvincx door de curatoren van de boedel van de weduwe van Peter Greven uit de hof- horigheid van het Stift Elten wordt vrijgekocht. En omdat in het Eltense register eind 14de eeuw is ver meld dat Engelbert Boyng dat goed to Bernichem hevet, is het cirkeltje weer rond: Bernichem is Barchem en Boynk is Boevink, dus bestond ook dit goed mogelijk al in de Frankische tijd. Het eigendom vanaf de 17de eeuw Halverwege de 17de eeuw worden de gegevens uit was de zoon van Derk van Keppel tot (nieuw) Oolde en Maria van Coeverden. Zelf was hij Heer tot Kervenheim, Meijerink en Oldenkeppel en gehuwd met Anna Sijbilla van Frijtach. Salomon overleed op 18 augustus 1661 op Verwolde. De weduwe was in 1676 nog steeds eigenaresse maar moest toen wel, in verband met een lening ad f 1000,van Laurens Eppenhoff, het goed tot zeker heid verbinden. Zoals eerder aangehaald moet het goed daarna in handen zijn gekomen van Peter Greven, waarna het door financiële problemen van zijn we duwe, na haar dood al snel terecht kwam bij Gerhard Geverdinck te Amsterdam. Bij deze familie zou het goed langere tijd in bezit blij ven omdat Gerhard het overdroeg aan (waarschijn lijk zijn zuster) Margaretha Geverdinck, die gehuwd was met de Lochemse predikant Johannes Ludovicus Olmius, terwijl zij het op haar beurt al op 11 oktober 1692 overdroeg aan haar zoon Josias Olmius. Alle voorgaande personen woonden niet op Boevink maar verpachtten het aan opvolgende z.g. 'bouw- luiden' waarop we nog terugkomen. Van Josias vernemen we nog steeds in een akte van 19 juli 1710 wanneer er een achterstand in de beta ling van pacht blijkt te bestaan van 572 guldens 12 stuivers en 10 penningen. Na enkele verervingen wordt Boevink of Dollenhoed uiteindelijk in 1794 verkocht aan de Lochemse koop man Egbert Joosten en zijn huisvrouw Johanna Maria Nijman. Ook binnen deze familie vindt vererving plaats totdat het goed in 1836 overgaat naar de familie Sta ring, maar niet voor erg lang, want vermoedelijk in 1861, belandt het bij de eigenaren van De Cloese. Qroet uit CocHem. 3 fïf. ^7*- ^-^7 7 ZLg 4^.- J' Hotel „de Dollehoed." w verschillende bronnen wat talrijker. Dit begint met de vermelding in het verpondingsregister van 1650. Jr. Salomon van Keppel blijkt dan de eigenaar van het goed Boevink in Barchem te zijn. Deze Salomon Onder de bezitters van dit landgoed ondergaat Boe- vink of Dollenhoed een uitgebreide verbouwing c.q. facelift naar logement/uitspanning en later hotel. Aan het nog bestaande torentje van het gebouw schijnt 15 Oudste in mijn bezit zijnde ansichtkaart (1899) V <7 1/ Z1 CX.-t-'f 1 1 f - 7 j fY <r/~' ■t/'t U•**.-"< ;"-t t f Land van Lochem 2006 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2006 | | pagina 15