Een eeuw terug
Hele mond vol
Echte balein was niet goedkoop,
want er moesten walvissen voor
worden gevangen. De echte baard-
walvis had twee rijen lange drie
hoekige platen van dat spul in zijn
mond hangen. Er waren er die wel
zes- of achthonderd van die baar
den hadden, vijf meter lang een
centimeter of dertig breed, en sa
men wel 1500 of 2000 pond
zwaar. Maar die soort walvissen
mag al wel dertig jaar niet meer
worden gevangen.
Nu was het in de jonge jaren van
Janssen zo, dat de dames zich net
zo door de mode lieten bepraten
als die van tegenwoordig. Er kwa
men zwarte paraplu's in de mode.
De groene werden ouderwets.
Hij ging toen paraplu's inruilen. De
oude werd ingeleverd, en een nieu
we kostte f 1.80 of twee gulden.
Er waren er ook wel van drie gul
den, maar die kon haast niemand
betalen.
De winst zat niet in de nieuwe pa
raplu's, maar in de baleinen. Want
in dezelfde tijd gingen de dames
die rare "treeften" dragen.
Ze zagen er uit als wespen. Zo'n
pantservest was pas geslaagd als
ze een middeltje hadden, dat je met
beide handen kon omspannen. In
die corsetten zaten baleinen. Echte
walvisbaleinen. Afkomstig van in
geruilde paraplu's.
Die corsetten maakten ze natuur
lijk in Frankrijk, want nergens be
ter dan daar weten ze hoe ze geld
moeten verdienen aan de mode. De
Franse fabrieken betaalden soms
wel drie kwartjes voor een balein.
„Mijn beste dag had ik bij een klant
die niets van me kopen wilde",
vertelt Janssen. „Tenslotte zei hij:
wat geefje voor dat stapeltje oude
paraplu's. Ik zei: twee kwartjes.
Neem maar mee, zei hij. Nou, die
dag heb ik wel vijftig gulden ver
diend aan de baleinen."
Dagen lopen
Maar niet altijd ging het zo vlot. Er
moest worden gevent langs de
boerderijen. Lopend, want een fiets
was niet te betalen. „Ik woonde
toen in Goor", zegt hij. „Vaak
kwam ik onderweg Jozef Cohen
uit Lochem tegen. Die ging kippen
kopen. Dan liepen we de hele dag
samen verder, en 's avonds wan
delde hij naar Lochem en ik naar
Goor."
Repareren van paraplu's was geen
lucratief werk. Het leverde twee
dubbeltjes of een kwartje op. Maar
dan moest de paraplu ook nog
worden gehaald en gebracht.
Neen, rijkdom was het niet.
Het ruilen zat de mensen toen in
het bloed, en dat moest ook wel,
want niemand had geld. Oude pa
raplu's werden voor vijftien of der-
tig cent verkocht. Die gebruikten
de schoolkinderen, of de mensen
op de melkwagen.
Op die manier hield je geen geld
over voor een fiets. Toch heeft
Janssen er een gekocht. „Vijf tien
gulden", zei de fietsenmaker. Maar
hij had niet meer dan veertien gul
den in de zak. Daar wilde de fiets
enmaker het ook wel voor doen.
De volgende dag reed hij trots op
zijn nieuwe karretje langs zijn klant
ten. In Stokkum vond een boer de
fiets zo mooi, dat hij er vieren
twintig gulden voor bood. Dat was
een tientje winst, een weekloon in
die dagen. Janssen liet het buiten
kansje niet voorbij gaan. Hij ging
lopend verder.
Zo liep hij de huizen af in Goor,
Markelo, Rijssen. Lochem en
Hengelo, Nijverdal en Buurse, en
al wat daar tussen ligt. Tot de re
genjassen in de mode kwamen. Die
hebben grondig de klad in de
parapluhandel gebracht. Het is bij
ons niet zoals in Engeland of in Ita
lië, waar je de mannen ook met
paraplu's ziet lopen. In ons land
moet men het van de dames heb
ben. De laatste tijd zien die er weer
iets in. Daarom gaat het met de
parapluhandel nu een stuk minder
slecht. Janssen moet het meer van
de mode hebben dan van de re
gen.
Gelezen in onze krant van 15 maart 1911, onder het raadsverslag van Laren:
een voorstel van B. en W. om de jaarwedde van den lantaarnopsteker te Laren te verhogen van
f 20 tot f 30, zulks in verband met de voorgenomen plaatsing van twee nieuwe lantaarns en omdat
B. en W. het gewenscht achten, de verlichting op wat ruimeren schaal te doen plaats hebben. Tot
dusver werd met de ontsteking wel wat de hand gelicht.
De heer Eggink zou het salaris op f 40 willen stellen. Vroeger werd voor 4 lantaarns f 20 betaald,
later is het getal tot 7 uitgebreid en de belooning is hetzelfde gebleven. Als het getal lantaarns nu
negen wordt, mag de opsteker best f 40 hebben; dat is niets teveel.
De heer Huender berekent dat, als de lantaarns 80 dagen ontstoken moeten worden, een jaarwedde
van f 40 neerkomt op 2,5 cent per lantaarn, hetgeen de spreker niet te hoog vindt.
Het voorstel van de heer Eggink werd daarna z.h.s. goedgekeurd.
17
Land van Lochem 2006 nr. 2