Het middeleeuwse huis De
Cloese
is van de Cloese, het goed koopt
en er mee wordt beleend.
Tenslotte moeten nazaten van
Jacob in 1745 het goed wegens
geldgebrek verkopen aan Frans Jan
van Heeckeren. Ook hiervan vindt
men de neerslag in het leenregister
van Wisch. Het bezit blijft dan
in de familie Van Heeckeren tot
1795 (eigenaar blijft men tot 1828)
wanneer het leenstelsel wordt
afgeschaft.
Langen als havezathe
Voor havezathen in het algemeen
gold dat het huis of kasteel waar
men woonde niet zo belangrijk
was. Het ging vooral om de daarbij
behorende boerderijen die mini
maal f 400,per jaar moesten
opbrengen. Verder moest men
voldoende "adellijke kwartieren"
(voorouders) hebben en moest er
aan het bezit een historisch recht
tot verschrijving in de Ridderschap
verbonden zijn. Pas dan mocht
men de naam "Havezathe" voeren.
Zo zien we dat in 1689 bij verkoop
door de familie Van Keppel het
oorspronkelijke huis waarschijn
lijk al door oorlogshandelingen
of brandstichting verdwenen was.
Men had toen geen geld voor her
bouw en besloot over te gaan tot
verkoop. Toch zal er nog wel een
bijgebouw tot bewoning hebben
gediend want men krijgt de indruk
dat Jacob Schimmelpenningh het
goed speciaal heeft gekocht om
zijn oudste zoon Herman Henrick
een havezathe te verschaffen zodat
die kon worden toegelaten tot de
Zutphense Ridderschap.
In 1691 vindt de admissie inder
daad namens 'Langen' plaats en
als Herman Henrick in datzelfde
jaar tot Scholtis van Lochem wordt
benoemd zal hij waarschijnlijk in
dat bijgebouw van Langen zijn
gaan wonen.
Aan het recht op verschrijving
werd ook een waarde toegekend.
Er wordt hiervoor bijvoorbeeld in
1765ƒ4.000,betaald als F.J.van
Heeckeren de Havezathe Langen
verkoopt aan H.A.W van Rouwen-
oort, die Heer van de Ulenpas
is maar daarvoor kennelijk geen
recht op verschrijving heeft. De
transactie bevat het beding dat als
de koper een andere havezathe kan
verwerven het bezit van Langen
weer voor hetzelfde bedrag, met
daarenboven de f 4.000,voor
het recht van verschrijving, terug
gaat naar de familie Van Heecke-
ren, hetgeen in 1786 inderdaad
gebeurt.
Genealogie Van Keppel op
Langen
(met voor zover mij bekende
gegevens)
Adolph van Keppel (tot Picken-
burg) was gehuwd met Margare-
tha van Coeverden, in 1541 be
leend met Lunsink. Uit dit huwe
lijk werd zoon Reynier van Keppel
(genaamd Pickert) geboren, die
tweemaal trouwde: met Catharina
van Heeckeren en in 1612 met
Marg.van Warmelo. Hun zoon
Adolph van Keppel huwde in 1625
Agnes van Keppel van Oolde. Hij
overleed in 1642. Het huwelijk
bracht de zonen Jan Reyner en
Evert Dirk. Jan Reyner van Kep
pel trouwde in 1649 met Catharina
van Coeverden. De kinderen uit dit
huwelijk waren Johan Adolf, Jan
Reyner, Agnes en Margriet Theo
dora. Verder weten we dat "op 8
juli 1666 is geboren bij (sal.) Jan
Reyner van Keppel tot Langen sijn
tweeling Jan Reyner en Henric
Bastiaen, getuige gene vanwege
de pest". De vader en een van
de tweeling zijn kort na elkaar
gestorven, vermoedelijk aan die
vreselijke ziekte de pest, die dus
ook aan de adel niet voorbijging.
De oudste zoon Johan Adolf van
Keppel is in 1682 gehuwd met
Marie Anna van Boecop. In 1688
trouwt zijn broer Jan Reyner met
een burgermeisje Mechtelt ter
Schegget, waarvan hij in 1691 een
dochter Willemken krijgt. Johan
Adolf heeft zoals gezegd Langen
in 1689 moeten verkopen. Van Jan
Reyner is bekend dat hij later nog
op Diepenbroek heeft gewoond.
De bijbehorende erven
In het geval Langen is het aantal
bijbehorende boerderijen steeds
net voldoende geweest om de ver
eiste f 400,opbrengst te halen.
In de eerste plaats was dit het erf
Wennekink; dit lag tegenover het
huis Langen op de zuidoever van
de Berkel. Het moet vanouds het
bouwhuis geweest zijn, zoals valt
op te maken uit de leeninschrijving
van het jaar 1615. Vervolgens was
er het goed Lunsink, zoals vermeld
in 1541 door Adolph van Keppel
aangekocht van het Stift Hoogel-
ten. In dat jaar bevrijdt de abdis van
het Stift, Veronica von Reichen-
stein, het goed van de horigheid en
zet het om in een Zutphens leen.
Uit de geschiedenis van het Stift
blijkt verder dat eind 14de eeuw een
zekere Meyart horige was van dat
goed Lunsink. De suggestie van
Ellen Palmboom (zie de inleiding
van dit artikel) dat dit goed een
Frankische oorsprong zou kunnen
hebben lijkt hiermee waarheid te
worden omdat een groot deel van
de goederen die graaf Wigman hier
bezat inderdaad zijn geschonken
aan het door hem gestichte Stift
van Hoogelten. Het goed Lunsink
is tot 1795 leenplichtig gebleven
aan het genoemde Stift.
Tenslotte hoorde bij de havezathe
Langen het erf Warmelink, later
Dikkeboer geheten, maar in be
paalde perioden werd dat ook wel
onder De Cloese gerangschikt.
De naam Keppel of Keppels
Op 15 december 1744 wordt het
Erve en goet Langen door Frans
Jan van Heeckeren voor zes jaren
verpacht aan Jan Willemsen en
echtgenote Sara Nieuwenhuis.
Deze Jan Willemsen, die eigenlijk
Weijenberg heette maar Willemsen
werd genoemd omdat zijn vader
Willem heette, ging zich vanaf
dat moment Jan Keppel of ook
wel Keppels noemen. Zijn zoon
Hendrik Keppels volgde hem in
1762 op dit erf op, terwijl een an
dere zoon Teunis Keppels in 1770
trouwde met Maria Lunsink en
daardoor op het naastgelegen erf
Lunsink kwam te wonen. Zowel
de kinderen van Hendrik als die
van Teunis bleven zich consequent
Keppels noemen.Tot in de huidige
tijd zijn er nog vele nakomelingen
met die naam te vinden.
Over de Cloese is veel bekend en
geschreven. Toch wil ik over de
oudste periode nog iets zeggen,
ook omdat over die tijd nog wel
8
Land van Lochem 2005 nr. 3