Tot we plotseling een klein, ons onbekend vehikel over de Holter- weg zagen rollen, even stil staan, verder rijden, stil staan enz. tot we het uit het oog verloren. Een poosje later hoorden we wat mitrailleur- vuur, daarna zagen we het apparaat weer terugkomen, verloren het weer uit het oog en zagen het toen dezelfde voorstell ing geven op de Deventerweg. Wij volgden het met half angstige, half hoopvolle spanning. Een paar meter voorbij de nog brandende boerderij van Harm stond het ding weer stil, we zagen er een paar koppen boven uit komen, daarna de schouders, daarna bovenlichaam van een paar geüniformden. Deze uniformen waren niet "feldgrau" Eindelijk bevrijd? Zou het waar zijn, waren we bevrijd, was het juk van ons af genomen? De spanning werd ondraaglijk. Toen zagen we enige wild gesticuleerende burgers op de pantserwagen afkomen. De mili tairen beduidden hen echter weer in huis te gaan. Wij hadden zeker heid. Grote God, eindelijk dan. Als in een roes deden we enige huishoudelijke zaken af. Om ongeveer half vier wilden Gerrit, Harm, diens vader en ik, gewapend met enige touwen, nog wat gaan beredderen bij de boerde rij van Harm. Toen we daar dicht bij waren, zagen we twee militai ren op de weg staan, gewapend met een grote melkkan. Toen kon ik het niet meer uithou den. Ik schreeuwde "hallo boys" en rende zo hard ik kon op hen af. Glimlachend kwamen ze me al tegemoet. Ik omarmde beiden. De beide frontsoldaten zagen er uit, of ze zo uit de bioscoop kwamen. Keurige uniform, geen smetje te ontdekken. Prachtige zongebrande koppen, klein snorretje, flatterende baret met rode pluim. Groter te genstelling tussen hen en de enige uren tevoren vertrokken Hitler- achterhoede was niet denkbaar. Gerrit en de anderen kwamen er ook bij. Handen geven, bedankjes en tenslotte mijn uitnodiging met ons mee te gaan naar de Haytinks om de bevrijding te vieren met koffie, melk enz. Ze stemden gaarne toe en zo gin gen we door de weiden. Ik popelde om hen aan onze andere huisgeno ten te laten zien als een symbool van onze bevrijding. We kwamen binnen, allen stonden op en daar daverde het gejuich door de keuken. Weer handen geven, speeches en daar vlogen de eerste Engelse sigaretten op de ta fel. Gejuich, opgewonden gelach, bedankjes, speeches, volksliederen enz. De kinderen wisten niet hoe ze het hadden. Het moet voor hen ook wel erg gek geweest zijn, die laatste oorlogsperiode. Dan weer huilen, dan weer lachen, diep in de put, uitgelaten vrolijk. Met dit laatste konden ze zich echter wel verenigen. Zelfs onze tweejarige Jan danste door de keuken als een Indiaan na een overwinning. Granaten Wonderlijk, dat het zelfs bij geen der ouderen opkwam, dat wij eigenlijk nog niet officieel be vrijd waren, maar nog in het nie mandsland lagen. Een paar hon derd meter achter ons lagen nog enige moffen-mitrailleurstellingen. Dat vertelde ons de heer Jansen, Directeur van de Zuivelfabriek. Die kwam ook eens kijken. Hij had de laatste dagen doorgebracht op een boerderij aan het bin nenpad naar Oolde en had, toen hij het kerkhof passeerde nog enige moffen zien rondsluipen. Hij vroeg mij of ik dit onze Canadese broeders wilde mededelen. Dit deed ik "Thank you", antwoord den zij, "Dat komt morgen wel in orde". Vermoedelijk hebben ze zich bedacht, want juist was de heer Jansen weer verdwenen naar zijn noodadres, of de geallieerde salvo's daverden weer over ons huis en we zagen de granaten ont ploffen om en nabij het kerkhof. Later vertelde de heer Jansen mij, dat hij onder dat granaatvuur had gezeten en een soort zelfmoordge- voel had gekregen. Granaatvuur, of geen granaatvuur, moffen dichtbij of veraf, vermoeid of niet, we waren vrij, we hadden het beleefd, na vijf jaar onder drukking de dag der bevrijding te vieren. 's Avonds gingen we nog onder veiligheidsmaatregelen slapen. Sommigen op een stoel in de keuken, anderen op de grond, in de gang, in de keuken, op de deel en in de kelder. Het ellendige gevoel, dat we de laatste uren voor de bevrijding hadden gehad, was van ons afgeschud. Zelfs Harm en zijn vrouw Janneke schikten zich in hun lot en veroorloofden zich enige geestige opmerkingen onder het motto: we hebben elkaar nog, hebben ons vee nog en bij de Haytinks hebben we voorlopig on derdak en we gaan weer bouwen. Geallieerde stelling De volgenden morgen, vrijdag 6 April 1945, 's morgens half zeven kropen Johanna en Gerrit opge wekter dan ooit onder hun koeien en ik ging eens buiten kijken. Op enige afstand van de schuur zag ik een Canadees, die druk in de weer was met een ingewikkeld apparaat je op een statief. Het apparaatje be stond uit tal van raadjes, waaraan hij hevig draaide en een kijkertje, waardoor hij zo nu en dan keek in de richting van de Dennendijk. Ik naar hem toe. "Morning Sir", zei ik, "Morning" antwoordde hij. Op mijn desbetreffend verzoek legde hij me uit, dat hij, als bevel voerend officier van een afdeling veldgeschut, van plan was een tiental stukken vlak bij schuur en boerderij op te stellen om daarmee in de richt ing Holten te kunnen opereren. Dat leek me niet leuk en ik vertelde hem dan ook, dat ik het verre van aangenaam zou vinden, als we, juist bevrijd, het slachtoffer zouden worden van Duits antwoordvuur. Hij legde me uit, dat er zeer weinig gevaar te duchten was. Hun stellin gen waren de laatste tijd niet meer beschoten en bovendien lagen we in de luwte van de dennen, waar door eventuele granaten tot ont ploffing zouden worden gebracht. Mocht er echter gevaar komen, dan zou hij ons laten waarschuwen en zouden we absoluut veilig zijn in de kelder. Verder vroeg hij of we slaapplaats hadden voor ca. 30 manschappen, een kamertje, dat zou dienen tot kantoor en een ruimte, waar kon worden gekookt. Na overleg met 28 Land van Lochem 2005 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2005 | | pagina 28