van de schuur geslopen om te zien of Flora soms daar was, maar nee. Een verklaring had ik gauw klaar. Er waren moffen geweest, die beide paarden hadden gestolen. Ze hadden buiten bemerkt, dat het ene slechts een veulen was en hadden dat laten lopen. Het andere, hadden ze gestolen. Wij naar de kelder, waar we het verhaal vertelden. Diepe versla genheid, Gerrit, z'n laatste trouwe arbeidsvriend missend, kapot, Opa, ook zeer ontroerd, toch troos tend, dat een paard toch een paard en geen kind van Gerrit was. Me vrouw Noordmans vond de juiste woorden van troost. Zij zei, dat de oorlog haar een zoon ontnomen had en dat het leven tegen zulke dieptepunten als vergoeding veelal een hoogtepunt pleegt te stellen. Nog zaten we allen het geval te ontleden en theorieën te ontwikke len omtrent de juiste toedracht, toen we boven een emmer of iets dergelijks over steen hoorden schuren. Gerrit sprong op en vloog naar boven. Zwarts en ik hem na. Even later kwam Gerrit, ondanks oorlog, branden, lijfsgevaar enz. nagenoeg juichend met Flora de deel op. Het paard had wortelen staan eten naast de deur, die van de deel naar het pad leidt, waarlangs het voerhok in de schuur het vlugst te bereiken is. Flora was terug en beneden werd mevrouw Noordmans gecompli menteerd naar aanleiding van haar profetische woorden, terwijl Gerrit werd gefeliciteerd. Mijn theorie bleek nu niet houd baar. Vermoedelijk waren de stal deuren door de luchtdruk van de ontploffende granaten losgeslagen en voelden de paarden er wat voor een luchtje te gaan scheppen. De rust is van korte duur Het granaatvuur bleef minder dan in de voornacht, de herademings- pauses werden langer en het werd licht, zonder dat we een voltreffer hadden opgelopen. Zeer vroeg gingen Gerrit en Johan na de koeien melken, bijna na iede re koe in de kelder duikend om een golf granaatvuur te laten passeren. Kort na het melken verschenen de bewoners van "Vonkert", n.l. Jan, Janneke, Dina en Hendrik Jan. Zij konden het in hun boerderij niet meer uithouden en zochten meer aanspraak om zich veiliger te wanen. We kropen nog wat dichter tegen elkaar en ze konden er bij, voor een muis geen ruimte latend. De betrekkelijke rust was van korte duur. Al vroeg kwam een twaalftal zwaarbewapende, dodelijk ver moeide moffen, die melk eisten. In dit stadium durfden we niet te weigeren en "Vonkert" Jan vulde hun veldflessen, waarna zij, na zich een poosje op de deel te hebben opgehouden, verdwenen. Kort daarop barstte de hel weer los. Naast zwaar granaatvuur kregen we nu ook mitrailleur- en ander licht oorlogstuig van zeer dichtbij te horen. Om circa 11 uur hoorden we gestommel en even later bui telden vier Larense ingezetenen de kelder in, d.w.z. ze konden niet verder komen dan de trap naar de kelder, want de bodem was totaal bezet. Met z'n vieren hadden zij een zieke naar Verwolde getrans porteerd en hadden op de terugweg via allerlei heuveltjes, greppels enz. niet verder kunnen komen dan tot onze schuilplaats. Dat was verklaarbaar, want het vuren werd ondraagl ijk. Ieder moment ver wachtte men voltreffen, brand of erger. De gezichten werden meer en meer angstig. Gezegd werd er niets. Men zag de mensen geleide lijk vermageren. De ogen stonden bol, baarden groeiden. Armoede, ellende Brand Rond 12 uur een nieuw hoogte punt. Veldmaat's Harm van het "Nieuwe Schoneveld", een prach tige boerderij aan de Deventerweg, ca. 100 meter van de Haytinks, was met zijn vader dwars door het granaatvuur naar ons toegekomen en stond nu in de kelderdeur, met verwrongen gezicht en wilde arm bewegingen: "O, God, ons huus steet in brand", riep hij. Een golf van ontroering ging door de kelder. Een grote kerel, een stevige boer, die daar in de kelderdeur stond te huilen als een kind. Een ellendig gezicht. We gingen voorzichtig kijken door de waskamerdeur; in derdaad, het nieuwe "Schoneveld" brandde, voorlopig alleen het huis en de deel. De schuur stond daar ca. 1% meter vanaf en zou zeker te redden zijn, indien blussen onder de regen van granaten mogelijk was. Het vee was door Harm en zijn vader gered. Een half uur later stond ook de schuur in brand. Prak tisch de gehele kostbare inhoud, linnen, antiek enz. ging verloren. Het relaas, dat Harm deed was in het kort als volgt: Er waren nog steeds enige Duitsers bij hen ge weest. De familie zat in de kelder. Harm ging eens kijken of er geen brand was. De Duitsers zeiden toen, dat hij rustig in de kelder kon blijven. Zij zouden wel waarschu wen als er iets ernstigs gebeurde. Harm ging toen gerustgesteld naar beneden. Een kwartier later stond het huis in brand en de Duitsers waren verdwenen. Wat er van te denken? Wij herinnerden ons nu ook, dat een paar uur geleden een Duit ser bij ons in de kelderdeur had gestaan, tot de tanden gewapend, helm op, Panzerfaust over de schouder, handgranaten in de gor delriem. Deze vroeg met hoeveel mensen we daar waren. We zeiden: "vierentwintig man". O", zei hij toen Blijf rustig zitten, het is een goede kelder, u bent daar veilig". Toen verdween hij naar de deel. Wij, d.w.z. enkele mannen achter hem aan. Op de deel stonden toen meer soldaten, die het zich gemak kelijk wilden gaan maken. Zover kwam het echter niet, want een ordonnans kwam aanrennen en beval hen verder te gaan, hetgeen geschiedde. Zou er enige analogie schuilen in de gevallen? Inmiddels nam het granaatvuur weer af en ook het geknetter van mitrailleurs, geweren enz. werd minder. Een vreemd geluid Tegen circa half twee werd het stil, behoudens een zwaar geronk van motoren in de richting van het dorp. We gingen eens luisteren aan de keukendeur. "Vliegtuigen", op perde ik. "Tanks", zei Gerrit. Dat kon ik niet geloven. Het geronk bleef door denderen, steeds in dezelfde richting. We zagen echter niets. 27 Land van Lochem 2005 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2005 | | pagina 27