toognagels, waarmee de houtver bindingen werden verankerd. Veranderingen Vanaf het einde van de 19de eeuw werden de meeste oude halle- huisboerderijen aangepast aan de veranderende ideeën over bedrijfs voering en woongenot. In de late 18de en vroege 19de eeuw was het losse hoes al grotendeels uit beeld verdwenen door het plaatsen van een scheidingsmuur tussen het woongedeelte en de deel. Er kwam wat meer welvaart, wat vooral tot uitdrukking kwam in het aanzien van het woongedeelte. Oude, als "armoedig" beschouwde vakwerk gevels werden vervangen door ste nen gevels, vensters werden ver groot of kregen ramen met grotere ruiten. Soms werd het voorhuis verbreed en voorzien van hogere zijgevels onder opgewipte dak schilden. Zo kwam er ruimte voor kleine slaapkamers, ter vervanging van de bedompte bedsteden. Een andere mogelijkheid tot vergroting van de woonruimte was het naar één of twee zijden uitbouwen van het voorhuis, zodat een krukhuis- of T-vormige opzet ontstond. Dergelijke ingrijpend verbouwde boerderijen herkent men vaak aan de gepleisterde gevels van het voorhuis. De pleisterlaag moest alle verbouwingssporen netjes aan het zicht onttrekken. Ook het dak onderging verande ringen. Het pannendak verdrong het traditionele rietdak. De riet bedekking verdween echter niet helemaal. Het werd een traditie om alleen de bovenste delen van de dakschilden en de wolfeinden met riet te dekken. Functionele wijzigingen vonden plaats rond het bedrijfsgedeelte. Dit resulteerde in veranderingen in de stalruimten: de potstal werd vervangen door de grupstal; er kwamen grotere stalvensters en men vergrootte de capaciteit door het aan- of bijbou wen van veeschuren en overdekte mestvaalten, elk met een eigen kap. We zien er rond Lochem en kele mooie voorbeelden van (2- en 3-kappers). In de nieuw gebouwde boerderijen werden de veranderende ideeën over bedrijfsvoering en wonen natuurlijk direct verwerkt. In het begin van de 20ste eeuw zien we de gewoonte ontstaan, om de zijgevels van de boerderij hoger te maken dan vroeger gebruike lijk was. Ook werd het voorhuis (woongedeelte) soms wat smaller opgezet dan de deel, waardoor de zijgevels van de woning nog hoger konden worden gemaakt en meer ruimte boden voor grote vensters. Bijgevolg veranderde de indeling van het woongedeelte, vooral door het verplaatsen van voordeur naar één van de zijgevels. In de jaren na de Tweede Wereld oorlog kwam de modernisering van het Nederlandse platteland in een stroomversnelling. Dit is duidelijk afleesbaar aan de boerderijen. Deze werden steeds ingrijpender gemoderniseerd. Mo derne bouwmaterialen en bouw technieken verdrongen het tradi tionele materiaal en elementen uit de moderne burgerwoonhuisbouw drongen het boerenhuis binnen. Oude schouwen verdwenen, gevels kregen grote "doorzonvensters", de indeling van de woongedeelten werd aangepast, men vergrootte de kamers en ook de zolderverdieping werd gedeeltelijk in gebruik geno men. Ook kwam het nog al eens voor dat de oude boerderij tegen de vlakte ging en vervangen werd door een moderne bungalow. Of men liet de oude boerderij staan en verbouwde deze tot schuur. Op veel erven verrezen grootschalige moderne veestallen en andere bij gebouwen, die het oorspronkelijke karakter van het platteland danig veranderden. Grote veranderingen bracht de trek van burgers naar het landelijke gebied. Zij vestigden zich in de oude boerderijen, die hun functie hadden verloren en vormden deze om tot aantrekkelijke landhuizen. Soms gebeurde dit met veel respect voor de traditionele bouwkunst (restauratie, reconstructie), vaker betekende het een behoorlijke aan slag op het authentieke karakter. Een bijzonder beeld In de loop der jaren ontstond op deze manier een zeer gevarieerd bebouwingsbeeld van oude en jonge, sterk verbouwde en nog hele gave boerderijen, erven die nog volledig in bedrijf zijn of boerderij - en die hun oorspronkelijke functie hebben verloren en tot woonhuis zijn verbouwd. Het buitengebied van Lochem vormt hierop geen uitzondering. Toch bleef hier door het vasthouden van een aantal typi sche streekeigen bouwkenmerken en soms onbewust voortlevende plaatselijke voorkeuren, een min of meer homogeen beeld bestaan. Het alom vertegenwoordigde hallehuis bepaalt dit beeld. Met zijn hoge afgewolfde zadeldak, vensters met luiken en het erf met zijn bebouwing en beplanting is het overal herkenbaar en vormt het wat betreft de bebouwing de hoofdkarakteristiek van de streek. RONDGANG LANGS ENKELE OUDE BOERDE RIJEN Op de volgende pagina's volgt een greep uit het boerderijenbestand dat als gemeentelijk monument in de gemeente Lochem is be schermd. Hieronder bevindt zich ook een groot aantal boerderijen, die van oudsher tot één van de landgoe deren behoren. Zo vinden we rond Verwolde en de Velhorst zeer in teressante voorbeelden van lande lijke bouwkunst. Deze boerderijen en woningen behoren van oudsher tot één bezit, wat benadrukt wordt door de motieven en kleuren op de vensterluiken. Markeloseweg 10 Boerderij "Groot Dengerink", onderdeel van landgoed Verwolde, is volgens het opschrift op de voorgevel gebouwd in 1905. Waar schijnlijk is toen de in oorsprong veel oudere boerderij van nieuwe gevels voorzien, zoals dat bij veel Verwoldse boerderijen gebeurde in die periode. Het erf is dan ook van veel oudere datum en werd al genoemd in de 17de eeuw. Wat wijst op de oude herkomst van de boerderij is het diepe onderschoer aan de achterzijde, een element dat rond 1900 niet meer werd toe gepast. Typerend voor de periode rond 1900 zijn de voorgevelven- 17 Land van Lochem 2005 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2005 | | pagina 17