Monumenten in Lochem (16)
Boerderijen
CeesJan Frank
Het buitengebied van Lochem is rijk aan historische boerderijen. Men vindt ze op de oude
enkgronden, in de jongere broekontginningen en ook op de vele landgoederen in onze
gemeente. In deze aflevering van "Monumenten in Lochem" krijgt u een beeld van dit
bijzondere erfgoed.
Typen
Vrijwel alle historische boer
derijen rond Lochem ver
tonen opvallende over
eenkomsten in hun hoofdvorm,
opzet en constructie. Het is het
traditionele hallehuistype dat
hier al eeuwen het vrijwel enige
toegepaste type is. De hallehuis-
boerderij, in de literatuur over
historische boerderijbouw ook wel
"saksische boerderij" genoemd, is
dan ook karakteristiek voor grote
delen van oostelijk Nederland en
noordwest Duitsland. Iedere streek
kende echter zijn eigen variaties.
Binnen het vastliggende kader van
de typische kenmerken van een
hallehuisboerderij ontstonden na
melijk in de loop der tijd verschil
lende varianten, een proces dat
bepaald werd door tijd, landschap
pelijke verschillen, invloeden van
buiten de regio, geleidelijke veran
deringen in de bedrijfsvoering en
plaatselijke verschillen in traditie
en smaak.
Hallehuisboerderijen
Het hallehuis staat als type dicht
bij de oervorm van de boerderij
in grote delen van noordwest Eu
ropa. De oudste boerderijen waren
geheel van hout en hadden meestal
een min of meer rechthoekige of
taps toelopende langgerekte plat
tegrond. Twee rijen houten palen
verdeelden de ruimte in drie paral
lelle beuken, waarvan de middelste
meestal het breedste was. Deze pa
len (de stijlen) vormden ook de on
dersteuning van de houtconstructie
van het grote, met riet of stro
gedekte dak. Balkverbindingen in
lengte- en dwarsrichting zorgden
voor de versteviging van de con
structie. De zijgevels waren vaak
zeer laag en voorzien van lemen of
houten wanden. Het woongedeelte
was aanvankelijk nog niet door een
dwarsmuur gescheiden van het
stalgedeelte. Dit type wordt ook
wel "los hoes" genoemd. Gaande
weg ontstond uit dit gebouwtype
de traditionele hallehuisboerderij,
in allerlei plaatselijke varianten en
uitvoeringen. Het bouwtype kon
zeer flexibel worden toegepast.
Het was geschikt voor de kleinste
landarbeiderswoningen, maar ook
voor de grote herenboerderijen.
Kenmerken
Karakteristiek voor de halle-
huisboerderij zoals we die nu
nog aantreffen, is de eenvoudige
hoofdvorm met rechthoekige plat
tegrond, de lage zijgevels en het
hoog opgaande steile zadeldak,
dat in de meer open landschappen
van wolfeinden werd voorzien
(korte dakschilden boven voor-
en achtergevel). Hierdoor waren
ze meer gestroomlijnd en minder
kwetsbaar voor de harde wind.
In de meer bosrijke streken en
gebieden waar de traditie van een
zeer intensieve erfbeplanting met
windsingels bleef bestaan, bleven
de hoge (houten) windgevoelige
topgevels in zwang, zoals ook in
het besloten coulissenlandschap
van Twente en de omgeving van
Winterswijk. Het grote boerderij
dak is gedekt met riet of pannen
of combinaties daarvan. De so
bere bakstenen gevels bezitten heel
soms nog restanten van oudere
vakwerkconstructies.
In het bedrijfsgedeelte (de deel)
is de driebeukige indeling van
het hallehuis goed herkenbaar.
De smalle zijbeuksruimten zijn in
gebruik als veestalling, de bredere
middendeel is toegankelijk via
een brede dubbele deeldeur in de
achtergevel van de boerderij. Het
woongedeelte wordt van de stal
gescheiden door een brandmuur,
die tegelijkertijd diende als ach
terwand voor de grote haardplaats
in het woongedeelte.
Oudste boerderijen
De oudste hallehuisboerderijen
in de gemeente Lochem dateren
in aanleg soms nog uit de late
Middeleeuwen. Vaak zijn het
de gebintconstructies, die vele
eeuwen hebben getrotseerd en
de historische kern vormen van
de steeds weer gemoderniseerde
"buitenschil". Eeuwenlang waren
de gevels als vakwerkconstructies
opgezet, maar hiervan zijn in de
gemeente Lochem voor zover
bekend geen voorbeelden over
gebleven. Aanvankelijk waren de
vakken tussen de houten stijlen
en regels gevuld met vlechtwerk
en afgestreken met leem. Vooral
vanaf de 18de eeuw vond een
geleidelijke maar onstuitbare
verstening van de gevels plaats.
Vakwerkgevels maakten plaats
voor geheel stenen muren of de
met vlechtwerk gevulde vakken
werden nu voorzien van bakstenen.
Nieuwe boerderijen werden vanaf
de late 18de eeuw steeds vaker ge
heel in steen opgetrokken, maar de
houten gebintconstructies bleven
de kern vormen van de boerderijen.
Tot ver in de 20ste eeuw werden ze
toegepast, waarbij in constructief
opzicht maar weinig veranderde.
Wel verdrong grenen- en popu
lierenhout langzamerhand het
schaarser wordende eikenhout en
vervingen ijzeren pennen en man
chetten geleidelijk aan de houten
16
Land van Lochem 2005 nr. 3