In datzelfde jaar 1536 verkoopt
Hertog Karel de Cluse, maar nu
met nog twee andere goederen,
namelijk Tudislo (tot dan een
thinsgoet) en Hulsinck of Lamer-
dinck (tot dan een horig goet) aan
Derck van Keppel, in ruil voor
het goed Cannenburgh te Vaassen.
Na diens overlijden vererven deze
goederen op 16 juli 1544 op zijn
zoon Joost van Keppel.
Intussen verkoopt Johan ter Cluse
zijn goed Reynering in 1547 aan
de weduwe van Derck van Keppel
terwijl dit na haar dood in 1566
eveneens vererft op haar zoon
Joost, zodat pas dan alle goederen
rondom de Cloese weer in een
hand terecht komen.
Sweder van Kervenheim
Over Sweder van Kervenheim zijn
nog wel een paar saillante zaken te
vertellen.
In maart 1530 beging Sweder op de
Cloese een doodslag. Het slachtof
fer Adraan van Iperen maakte deel
uit van een groep van vier mannen
die Sweders huis waren binnen
gedrongen. Zowel de kerkelijke
10
als wereldlijke autoriteiten heb
ben zich met deze zaak ingelaten.
Omdat Sweder uit noodweer had
gehandeld zijn er van de zijde
van de Hertog geen maatregelen
genomen; door de kerkelijke au
toriteiten werd echter nog wel de
voorwaarde gesteld dat Sweder
ook bij de paus in Rome vergeving
zou vragen.
In 1531 werd Sweder door Hertog
Karel belast met de administratie
van de hertogelijke horige en eigen
goederen in het Land van Zutphen,
die in deplorabele toestand ver
keerde. Veel van deze goederen
waren in de loop der jaren aan
het toezicht van de hertogelijke
rentmeesters ontglipt, hetgeen een
aanzienlijke inkomstenderving tot
gevolg had gehad. Sweder schijnt
hen met harde hand te hebben
aangepakt getuige de vele klagers
hierover op een landdag in het
jaar 1538.
In het jaar 1532 werd hij benoemd
tot Proost van het Kapittel te Zut
phen; het hoogste geestelijke ambt
dat de hertog in zijn hertogdom te
vergeven had.
Sweders meest bekende familielid
was zijn broer Hendrik die van
1533 tot 1538 Schout van Lochem
is geweest. Verder had hij vijf of
zes dochters van wie de leeftijden
nogal uiteenliepen. Wie de moeder
van deze dochters was, blijkt ech
ter nergens uit.
In 1539 werd Sweder nog be
noemd tot raadsheer van keizer
Karel de Vijfde, terwijl hij in latere
jaren ook nog koorbisschop van
een klein aartsdiakonaat in het
Nedersticht is geweest. Op 8 juni
1547 is hij gestorven te Utrecht
waar hij in de Paulusabdij zijn
laatste rustplaats vond.
De bijbehorende erven
Het goed Hulsinck of Lamerdinck:
Wederom dankzij het leenregister
komen we te weten waar dit goed
lag, als in 1473 de plaats van het
goed Reynering wordt aangeduid
met "daer naest gelant is dat goet
tot Hulsinck an d'een ende Kem-
pengoet an d'ander sijde". Dit
betekent dat het westelijk van
Reynering heeft gelegen, dus
vanaf de Zwiepseweg rechts van
de Keppellaan.
Al sinds mensenheugenis bevindt
zich hier geen erf of restant meer
daarvan, al moet gezegd dat ter
plekke een eenzame boom in het
weiland mogelijk een aanwijzing
zou kunnen zijn.
Een waarschijnlijk bewijs dat Hul-
sinck destijds al van hoge ouder
dom was heb ik gevonden in het
register van de goederen van de
graaf van Dale uit het jaar 1188
waarin onder Lochem een goed
(het enige in Lochem) Hulsinck
wordt genoemd.
Mogelijk dat het erf in de tachtigj a-
rige oorlog is verwoest want vanaf
die tijd kan men er in de archieven
niets meer van vinden.
Verder hebben steeds tot de Cloese
behoord de erven Rienderink (in
oudere teksten meestal Reinering
genoemd) en de Kempe.
Over de diverse erven in Langen
heb ik naast het voorgaande nog
meer (o.a. genealogische) gege
vens verzameld. Hierop kom ik in
de volgende aflevering van Land
van Lochem terug.
Grafsteen van Sweder van Kervenheim, getekend door Arnt van Buchell, 17e eeuw.
Land van Lochem 2005 nr. 3