de deur zouden kunnen grendelen.
Ook wij begaven ons vrij vroeg
naar onze legersteden, de voorkeu-
kenploeg weer net als de vorige
avond onder veel jolijt. Van slapen
kwam echter niet zo veel.
Nauwelijks waren we, de een na
de ander in het onbewuste aange
land, of een hevige dreun riep ons
tot de werkelijkheid terug, bij allen
dezelfde vraag over de lippen trek
kend, "wat was dat?"
"Ach", zei Gerrit," 't zal wel niks
zijn, maar we zullen eens gaan kij
ken". Hij, Zwarts en ik gingen in
het donker naar de achterkeuken
buitendeur. Deze werd geopend en
een tweede geallieerde granaat
sloeg ons bijna van de sokken. Nu
wisten we ten minste, wat er aan
de hand was. We stormden naar
binnen en schreeuwden onze huis
genoten toe de kelder in te gaan.
Inmiddels waren ook enige mof
fen komen opdagen, die ons het
zelfde aanrieden.
In de kelder
Binnen zeer korte tijd was de kel
der gevuld met slaperige kinderen,
die onder de hoede van hun moe
ders werden gesteld en druk orga
niserende ouderen. De een had nog
een jas nodig, de ander miste zijn
koffer met geld en waardepapieren,
een derde zou zich gelukkiger voe
len met deken en kussen. Dit to
neel werd beschenen door het licht
van een kaars op een schoteltje.
Weer hoorden we in de verte het
afschieten van geschut, even later
gevolgd door de detonatie bij ons
in de buurt. Wonderlijk, dat men
zo snel aan bijzondere omstandig
heden went en dat men ook in het
ongewone orde en regelmaat gaat
ontdekken. Van de tussenpozen
werd dan ook geprofiteerd om
stoelen, dekens enz. te halen om
in de kelder een iets minder onaan
gename houding te kunnen aanne
men.
Verschillende moffen hadden zich
in de gang en één op de opkamer-
trap genesteld en sliepen ogen
schijnlijk als marmotten. Midden in
de nacht nam het oorlogsgedaver
sterk toe. Gerrit ging eens buiten
kijken en meldde, bij zijn terug
komst, dat een grote brand woedde
in de buurt van de kerk. Vermoede-
lijk stond de pastorie in brand. We
wisten reeds, dat er munitie in was
opgeslagen. Het was dus best mo
gelijk, dat explosies daar geboren
werden.
Om beurten zijn we gaan kijken en
het werd steeds meer zeker, dat
het de pastorie was, welke een
prooi van vlammen en ontploffen
de munitie werd. Ook dominee
heeft zijn brandende huis op af
stand nog een laatste vaarwel toe
geroepen.
Met tussenpozen van ca. drie kwar
tier sloegen nog steeds de gealli
eerde granaten in en om het dorp
neer. Op deze momenten waren
we, of begaven we ons snel in de
kelder, waar we in alle denkbare
houdingen trachtten nog wat te sla
pen. Gerrit en Zwarts zagen zelfs
nog kans in slaap te sukkelen op
de keldertrap, de kin in de handen,
de ellebogen op de knieën.
De volgende ochtend
Dinsdag 's morgens om een uur
of vier werd het vuren gestaakt,
terwijl er ook geen ontploffingen
in het dorp meer werden gehoord.
We bleven echter in de kelder. Al
leen Opoe en Opa wilden nog een
paar uurtjes rustiger slapen en gin
gen naar bed. Toen we aan ons
werk wilden gaan, bleken de mof
fen vertrokken te zijn en met hen
Gerrit's oude fiets, die in de gang
had gestaan. Ik weet niet of ze nu
werkelijk veiligheidshalve in de
gang zijn gaan slapen, of zulks de
den om te zien of er nog wat van
hun gading was. Hoe het zij, na
Gerrit's oudste paard, was nu ook
z'n oudste fiets in Teutonenhanden
overgegaan. Om verder onheil te
voorkomen heb ik me die morgen
o.a. verdienstelijk gemaakt met het
grondig verstoppen van de nog
betrekkelijk nieuwe fietsen van
Johanna en Gerrit, n.l. onder hooi
en stro op de zolder.
Al vroeg kwam Hiddink die mor
gen Zwarts waarschuwen, dat alle
ruiten uit hun huizen waren ver
dwenen. Vlak naast de schuilkel
der van "Vonkert", waar ook Hid-
dink en zijn gezin de nacht hadden
doorgebracht, was verder een gra
naat ontploft, de kelder vol kruit
damp zettend. Hiddink meende, dat
alle ontploffingen veroorzaakt wa
ren door de munitiebrand in de pas
torie. Ik kon dat niet geloven, in
verband met de regelmatige tus
senpozen, maar hoopte toch, dat
hij gelijk had. Misschien zouden de
volgende nachten dan rustiger ver
lopen.
Inmiddels werd het tijd de hoogst
nodige werkzaamheden op de
boerderij te gaan verrichten. Gerrit
en ik begaven ons daarom met
kruiwagens op pad naar de voeder-
bietenkuil. We waren echter nau
welijks op het erf, of hoe kan het
ook anders, twee Duitsers steven
den op ons af. De angst sloeg me
om het hart. Weer paardenvorde
ring, spekdiefstal of wat nu weer?
Het viel gelukkig mee. Naar zij be
weerden, waren zij, ieder met een
auto, toegevoegd aan officieren,
die aan het front lagen. Zij zochten
voor die auto's en zich zelf onder
dak en hadden hun oog laten val
len op Haytink's schuur. Na enige
pogingen de schuur ongeschikt te
doen lijken besloten we de jongens,
die een zeer behoorlijke indruk
maakten, hun gang te laten gaan.
Ik vertelde hun nog, wat ons de
laatste dagen was ontstolen. De
jongste en meest geschikte was
gebelgd. Hij vond dit afscheidsop-
treden van het Duitse leger schan
dalig. "Enfin", troostte hij, als wij
beiden weg zijn, komen de Tom
mies en bent u van de ellende af.
Voor ons is er echter geen uit
komst. De toekomst voor ons is
zwart als de nacht. We vechten,
trekken terug, vechten, tot we
dood zijn of tot heel Duitsland dood
is. Zwaar materiaal hebben we niet
meer, alleen nog Panzerfaust en
machinegeweren tegen tanks en
pantserwagens in zwermen. Als de
geallieerden het kanaal over willen,
kunnen wij er nagenoeg niets te
gen doen". "Maar", opperde ik,
"waarom blijf je dan niet hier en
laat je gevangen nemen?" "Neen",
antwoordde hij, "ik ben drie jaar
mee vooruitgegaan, nu blijf ik mee
achteruit gaan, tot het einde".
Zij gingen hun auto's halen; Gerrit
en ik gingen de andere huisgeno
ten inlichten. Toen we ons relaas
deden, kwamen Zwarts en zijn
vrouw, de laatste volkomen over
stuur de keuken in. Zij waren even
naar hun huis geweest om te zien
35
Land van Lochem 2005 nr. 2