staan met riet gedekt, waeronder alle hofhorige goederen en luiden sorterende gehoren, en die hofregten en verhoringen plegen gehouden te worden, uit welken hof naar vermeldinge van de olde registeren den Furst jaarlijks plag te hebben vier Heerenponden en nu gebruikt bij de erfgenamen van sal. Adolph van Keppel die in lange jaren daarvan niet betaalt en hebben Grappig dat zo'n stukje concrete tekst over de hof in een goed toe gankelijk deel van het archief niet eerder is opgemerkt. Naderhand ben ik nog nagegaan over welke periode de rentmees tersrekeningen diezelfde tekst lie ten zien. Hieruit bleek dat dit over de volledige periode van 1549 1795 het geval was, alleen met een klein verschil in de eerste jaren. De rekening van 1549/1550 bijv. zegt Ende is te weeten dat dese hoff metten huys binnen der stadt Lochem enz. Hieruit blijkt dat het huis toen nog niet vervallen was en, zoals v.d.Ven meent, binnen de stad was gele gen. Betekenis van de tekst Wat kunnen we nu uit dit stukje tekst leren, maar ook, welke vra gen roept het op haar beurt weer op? Dat men de tekst alle jaren herhaald heeft kan denk ik twee redenen hebben: a. Men heeft de historische situa tie op de hof in herinnering willen houden; dit blijkt bijvoorbeeld uit de woorden "en is toe weeten". b. Men wilde de vordering op de erven Adolph van Keppel blijven memoreren. Het is wel vreemd dat men deze vordering nooit heeft kunnen in nen, of was zij misschien niet zo gemakkelijk hard te maken. Ook kan men zich afvragen waar voor de vier Heerenponden nu pre cies in rekening werden gebracht; was dat voor de bewoning van het (vervallen) huis? Maar lang na 1549 zal het huis er wel niet meer gestaan hebben en de horigen zul len hun tijns of pacht al wel uit sluitend in geld en rechtstreeks aan de rentmeester hebben betaald. Dan nam die vordering dus ver moedelijk na dat jaar ook niet veel meer toe. Wie was Adolph van Keppel? Ik vermoed dat dit een zoon was van scholtis Derk van Keppel (zie lit.v.d.Ven) waarover ik in het Oud Archief Zutphen de volgende brie ven vond: Regest 3764 dd. 5-2 1538 de stad Lochem aan de stad Zutphen Verzoek namens de weduwe van Dirick van Keppel om informatie of de haar afgenomen bezittingen haar weer toegewezen zullen wor den en of haar zoon die uitgewe ken is, kan terugkomen; op de landdag te Nijmegen zou dienaan gaande een besluit genomen zijn. KEPPEL Regest 3977a dd.nov.1539 de stad Zutphen aan drost Sweder van Voorst Verzoek om haar burgeres Grete, wed. van Deryck van Keppel in het bezit te laten van haar op Henryk van Keppel verwonnen goed. Regest 3997 dd. Apr.1540 de stad Zutphen aan de Hertog Toezending van een request van Grete, weduwe van Deryck van Keppel, burgeres van Zutphen, betreffende zeker verwin op Henrick van Keppel, met verzoek daarop gunstig te beslissen. Het lijkt erop dat de zoon in regest 3764 onze gezochte Adolph is omdat er nog een regest no 3859 dd. 9-4-1539 is waarin Adolph van Keppel aan de stad Zutphen zijn beklag doet omdat hij nog geen uitsluitsel heeft gekregen inzake het schoutambt (van Lochem) dat Johan van Keppell hem betwist en dat hem volgens uitspraak van de landdag te Zutphen na overleg met de raden van de hertog vanwege het stadsbestuur zou toekomen. Weliswaar werd Johan van Keppel (van Ampsen) in 1524 tot scholtis van Lochem benoemd, maar in dat jaar is denk ik Derk van Keppel gestorven en zijn zoon Adolph was wellicht nog te jong om hem op te volgen maar eiste dit ambt in 1539 alsnog op. De benoeming van Adolph heeft inderdaad in 1539 plaatsgevonden. Waarom de weduwe van Derk van Keppel met haar kinderen in 1537 uit haar huis was verjaagd en naar Zutphen is gevlucht heb ik nog niet kunnen achterhalen. Huis met rieten dak Het huis heeft volgens de tekst een rieten dak; dit is toch wel aardig om te weten en dus zal het wel, zoals Ellen Palmboom zegt, een (grote) boerderij zijn geweest, en niet zoals Fokkelien von Meyenfeldt dacht, een voornaam huis met een leien dak. De passage over de horigheid van goederen en personen en de uitoe fening van het hofrecht zijn stan daard en geven dus geen nieuwe aanknopingspunten. Het Lochemse goed De literatuurteksten en de archief vondst geven mij nog aanleiding tot de volgende opmerking: Om de situatie in het Lochemse goed te begrijpen moeten we on derscheid maken tussen: a. De hof als bezitting van de Her tog van Gelre: De vestiging hier van vond vermoedelijk in de tweede helft van de twaalfde eeuw plaats, er werd denk ik land ontgonnen en binnen de bestaande nederzet ting werd een grote boerderij ge bouwd. Hierin woonde de beheer der van het goed, de zogenaamde 'Scholtis'. Het bouwland zou de later zo genoemde 'Hoge Enk" kunnen zijn; deze bevond zich te gen de helling van de Lochemse berg, zuid-oostelijk van de stad en 17 Het wapen van de familie Van Keppel. Land van Lochem 2005 nr. 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2005 | | pagina 17