vreemd geluid in de lucht dat we
niet kennen, het volgende moment
vallen er granaten vlak bij onze tuin
op de kamp, maar ook op afstand
en bij de Veldbakker. Allemaal hals
overkop naar de kelder, van Dong-
eren en vader en moeder hadden
de kelder ingericht omdat we een
gewelfde kelder hadden, ook be
trekkelijk veilig, ook voor een W. C.
was gezorgd, een melkbus. De
eerste nacht in de kelder, van sla
pen kwam niet veel, toch in het
laatst zakte je weg, met de regel
maat vallen er granaten, begint het
nu pas kritiek te worden, we we
ten het niet.
Dinsdag 3 april
Vannacht zijn de onderduikers Jan
van de Veldbakker en Henk geko
men en vragen of dat goed is, de
Veldbakkers zelf zijn naar Mensink
gevlucht met paard en wagen en
wat ze mee konden krijgen op de
wagen en koeien er achteraan.
Gerrit van de Slootsmid is ook bij
ons gekomen, zijn vader en moe
der en de anderen hebben het huis
verlaten en zijn naar Vreeman ge
gaan. Het wordt steeds rumoeri
ger, veel Duitsers aan de deur om
eten, wat onder dwang ook wordt
meegegeven, naar hun zeggen
voor gewonden. Ook veel vlieg
tuigen in de lucht, een grote kop
pel koeien wordt voortgedreven
richting Holten door de Duitsers.
Moeder Hanna wil graag, omdat
het hier zo kort bij het dorp en ka
naal is, naar Schoonhagen naar haar
zuster, maar vader is daar niet voor
om reden: direct komen we zo in
de veecolonne terecht, waar blijf
je dan. In de morgen ineens zware
ontploffingen, vanuit de kelder
waar we allen in zitten, wordt met
een gedacht aan de Veldbakker, de
munitie is tot ontploffing gebracht
en de Pastorie in Laren ondergaat
het zelfde lot, de Kerk wordt daar
bij zwaar beschadigd. De onder
duikers Jan en Henk zijn des don
ders, maar vader Hendrik wil hun
bepraten, maar ze gaan toch on
der beschietingen wel kijken wat
er precies is gebeurd en komen na
enkele uren terug. Ondertussen
trekken Duitsers met voertuigen
terug, maar op dezelfde momen
ten komen Duitsers om eten en
vertellen dat een Engelse tank en
nog één over de Dochterse brug is
geweest, één bij de school door hen
kapot geschoten, de bemanning
met één tank weer terug over het
kanaal. Het blijft een roerige dag;
de nacht die volgt wordt er van
over het kanaal met kanonnen in
onze richting geschoten en in de
buurt, dit is ontstaan door de ka
nonnen van de Duitsers die bij ons
op de kamp stonden en zijn waar
genomen door de kleine vliegtui
gen (verkenners) van de Engelsen.
De andere morgen na een zeer ang
stige nacht, gaan de eerste man
nen naar boven; ze komen terug
en vertellen dat alle koeien en jong
vee nog springlevend zijn en ook
de honden Juno en Tinka, dat valt
ons allemaal erg mee, dan moet er
ook gemolken worden, vader en
Teunis doen dat, ondertussen
wordt het licht.
Dan is het woensdag 4 april
Na een angstige nacht is het in één
keer rustig, allemaal de kelder uit,
maar wat een schade aan de boer
derij, in de grote keuken ligt de
schoorsteen vanaf het dak, de ka
chel op de kop, alle ramen kapot
en de mannen zeggen: wat hebben
we geluk gehad want er is geen
brand uitgebroken, de koeien en de
honden zijn gespaard. Wat te doen;
het is in onze omgeving rustig, op
afstand wordt nog wel geschoten.
Van Dongeren stelt voor om wat
op te ruimen, zij hebben van hun
boekhandel karton meegebracht
dat is voor het dichtspijkeren van
de gebroken ruiten.
De woensdagmiddag is een
prachtmiddag, Arie van Nieteman,
een onderduiker, van beroep bak
ker, zegt: ik ga wat brood bakken.
Welke middelen hij daar voor had
weet ik niet meer, maar het kwam
wel klaar. Wat een middag; allen
om de tafel, twee gezinnen met
erbij onderduikers Het huis is wat
gerepareerd; wat nu verder. Tegen
de avond wordt er weer gescho
ten richting van of over het kanaal
en ook uit de richting Almen; het
is met de rust gebeurd, maar weer
allen de kelder in. Als het donker
wordt, komen er Duitsers bij de
boerderij, deze verplaatsen zich al
tijd in de buurt, ze hebben mitrail-
leurs bij zich, schieten even en weg
zijn ze weer. Maar wat horen we
daar tussendoor, het zijn tanks op
afstand, ze naderen zeer langzaam
van richting Almen naar hier. Deze
schieten met regelmaat op de Duit
sers die zich altijd verplaatsen, bij
dat schieten komt kruitdamp vrij
en in de kelder, wat zeer benauwd
is, maar we mogen zo min moge
lijk hoesten. Dit gaat zo uren door,
tot in de morgenuren, de Duitsers
willen dan naar binnen maar wij
doen de deur niet los. Het schieten
over en weer ligt een hele tijd stil.
De dag 5 april doet zijn
intrede
Het wordt lichter, dat kunnen wij
zien door het kelderraam om zes
uur. We zijn allen nog in de kelder;
vertrouwen het geheel niet. Dan
weer soldaten om de boerderij, wie
toen sprak van de mannen weet ik
niet meer, maar één zei: dat zijn vast
Engelsen. Allen stormden de trap
op naar boven, we deden de zij
deur open en riepen: Engelsen, heel
andere pakken en andere helmen
dan we gewend waren. Als ant
woord kregen we dat ze Canade
zen waren, wat een blijdschap, als
kleine jongen had ik nog nooit zulke
blijde mensen gezien. Ze willen op
onze boerderij blijven, een gedeelte
wil slapen, het zijn ongeveer twaalf
soldaten. Door Teunis wordt stro
naar beneden gegooid, ook om de
keukentafel zit een groep, ze delen
sterke drank uit hun veldflessen.
Moeder zit er ook tussen en zegt
tegen één van de soldaten: ie bunt
nat, hij zegt: ja, kanal. Toos is met
de soldaten aan de praat in het
Frans want het zijn allemaal Frans
Canadezen. Vader is op de deel met
een soldaat in het Frans aan de
praat, wel wat gebrekkig maar ze
kunnen elkaar redelijk goed begrij
pen. Hun gesprek op de deel vor
dert en de Canadees vraagt, zijn er
nog Duitsers, vader zegt dat hij dat
niet weet maar vertelt wel van de
afgelopen nacht, dat beaamt hij en
zegt dat hij daarbij aanwezig was
geweest.
In deze ochtendschemer, wat de
voorbode was van een mooie voor
jaarsdag, kwamen op dat moment
een aantal gewapende Duitsers
achter de roggeberg vandaan. De
19
Land van Lochem 2005 nr. 1