Ze zijn er!! Het was koud, waterkoud, die vroege morgen van maandag 2e paasdag, 2 april 1945. Dat het Pasen was en dat het later op de dag af en toe wat miezerig mot regende, ging evenals de kou vol ledig aan ons voorbij. We verkeerden in een roes, het was allemaal zo indrukwekkend. Vooral voor een jongen van bijna 9 jaar oud en het was zo anders dan daar vóór. "Ze zijn er", het werd talloze malen herhaald, zo in de trant van, we wisten dat ze eens zouden ko men, nu is het eindelijk zover. En zo werd 2 april 1945, althans voor mij, net zo belangrijk als die an dere data te weten 10 mei 1940 (inval Duitse leger), 6 juni 1944 (invasie in Normandië) en 17 sep tember 1944 (luchtlandingen bij Oosterbeek/Slag om Arnhem). Al weken voor die gedenkwaardige 2 april was het onrustig in Lo- chem, er hing iets in de lucht, de Duitse militairen waren nerveus en agressief, "der Feind naht"! Voor ons was "der Feind" dus onze vriend en "der Feind" kon wat ons betreft niet snel genoeg naderen. Er was activiteit in de lucht van geallieerde vliegtuigen, burgers begonnen te hamsteren en hun kel ders "bewoonbaar" te maken. En er waren geruchten, vele ge ruchten. Zo vertelde een vrouw bij ons in de buurt dat we bevrijd zou den worden door elitetroepen, dat waren volgens haar allemaal jon gens van "goeden huize". Hoe dan ook, de week voor Pasen kwam er een soort exodus van Duitse troepen op gang. Eerst in kleine aantallen, later in lange rijen, trok men langs de Barchemseweg, waar ik toen woonde, richting Nieuwstad en zo verder naar Ampsen over de brug van het Twentekanaal. Het was een arm zalig bij elkaar geraapt zootje, be staande uit allerlei gestolen burger voertuigen (personenauto's, vrachtwagens, boerenkarren inclu sief paarden, kinderwagens, krui wagens et cetera) en slecht onder houden halfgammele militaire voertuigen. Vele soldaten moesten lopen en waren gekleed in versle ten vieze uniformen. Het zag er heel anders uit dan op de vroege mor gen van 10 mei 1940 toen het glo rieuze Duitse leger over de Nieuw- stad en de Zutphenseweg in de richting van Zutphen trok. Mijn vader riep, in een overmoe dige stemming, naar deze voorts trompelende colonne: "Siet Ihr das geheime Waffen!" zo verwijzend naar de Duitse propaganda die, om de moed erin te houden, sprak van een geheim wapen dat het tij nog wel zou keren. Een cynische grijns van een soldaat was het antwoord, velen geloofden er zelf ook al niet meer in. Allengs droogde de stroom op tot er in de loop van vrijdag (30 maart) zo goed als niets meer te zien was; er kwam een doodse stilte voor in de plaats, slechts af en toe onder broken door overvliegende vlieg tuigen. Wij waren een soort niemandsland geworden. Samen met een be vriende familie uit de buurt kropen mijn ouders en ik, totaal negen mensen, uit voorzorg maar de kel der in, onder ons huis. Je weet maar nooit! Die kelder was overi gens redelijk comfortabel ingericht met dik stro op de plaatsen waar geslapen werd; er was bovendien een uitgang naar buiten wat, zo dachten wij, praktisch zou zijn in geval het huis onverhoopt zou in storten bij een voltreffer. De avond kwam, de nacht kwam en het was vooral doodstil, de stilte voor de storm. De volgende dag, zaterdag 31 maart idem dito. We slopen onze kelder uit en keken wat rond in de achtertuin, burgers mochten namelijk niet meer op straat, op straffe van te worden doodgeschoten, zo hadden "de moffen" ons verteld. Zo was dat toen! Het enige dat we hoorden was het gezang van vogels (voor jaar). Plotseling werd de stilte verstoord door het knetterende geluid van een motorfiets, het bleek een Duitse motorordonnans die zijn voertuig parkeerde op de oprit naast ons huis en de stille Barchemseweg richting Barchem aftuurde met zijn verrekijker. Na ongeveer vijf mi nuten verdween hij weer, richting Nieuwstad, met de voor ons zeer verheugende mededeling: "Inner- halb zwei Tage sind die Tommies hier". Hij was de allerlaatste Duit ser in uniform die we zagen. Die zaterdagavond, plotseling de allereerste geluiden van fluitende granaten, de geallieerde artillerie begon vanaf Ruurlo/Barchem de Duitsers ten noorden van het Twentekanaal te beschieten en schoten dus over Lochem heen. Het was een angstaanjagend geluid, dat in de loop van de volgende dag en nacht (zondag 1 april) nog flink zou toenemen. Er tussendoor klon ken ook nog de doffe dreunen van de explosies ten gevolge van het opblazen van de bruggen over het Twentekanaal en het elektriciteits huisje achter de toenmalige Nij verheidsschool op de Nieuwstad. Af en toe waren er pauzes waarin we het geluid van lichte verken ningsvliegtuigjes hoorden. Zodra het geluid van de vliegtuigjes ver dween, begon het schieten weer. Dit ging zo door op zondag en zondagnacht (1 april). We begon nen er al bijna aan te wennen in onze door een klein petroleum lampje spookachtig verlichte kel der. Op maandagmorgen (2 april) zo rond vier uur, half vijf hield het schieten voor de zoveelste keer op en viel weer die doodse lugubere stilte in. Maar nu was het anders, want het bleef stil. Na ongeveer een half uur tot een uur waren daar plotseling die voet stappen van één enkele persoon. We hoorden het knarsen in het grind rondom ons huis. We bleven doodstil en angstig tegen elkaar aanzitten en hielden de adem in toen het geluid van die voetstappen op hield vóór onze kelderingang. Het konden ook de Duitsers zijn die te rugkwamen; wisten wij veel. Toen, na enige seconden die voor ons uren leken, die ene verlossende zin die ik mijn leven lang nooit meer 14 Land van Lochem 2005 nr. 1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2005 | | pagina 14