temidden van de Berkelarmen lag. Waarschijnlijk is hier de tijdelijke houten brug getekend, die de graaf van Hohenlo bij het ontzetten van de stad in 1582 liet bouwen om de Lochemse burgers van mondvoor raad te kunnen voorzien8. Veranderingen in het begin van de 17 de eeuw Van de belegering en inname van Lochem door de Spaanse veldheer Ambrosio de Spinola in 1606 is eveneens een gravure gemaakt (afb. 5-6). Gezien de zeer sterke overeenkom sten is deze weergave waarschijn lijk grotendeels gebaseerd op de afbeelding van de belegering van 1582. Dit is merkwaardig, want het is uit verschillende bronnen bekend, dat de vesting in 1605 in opdracht van Prins Maurits werd gerenoveerd door Albertus Me- tius, zoon van de Alkmaarse ves tingbouwkundige Adriaen Antho- nisz. De aanbesteding vond op 17 oktober 1605 plaats. De belang rijkste ingreep betrof het opwerpen van ravelijnen in de grachten ter hoogte van de drie stadspoorten. Een kleine ravelijn werd tegen over de Blauwe Toren aangelegd. Deze ravelijnen bestonden uit driehoekige aarden versterkingen, die rondom door grachten waren omgeven. Ze waren via houten ophaalbruggen met de poorten verbonden. De voorpoort van de Smeepoort werd ten behoeve van deze aanpassing gesloopt. Verder zijn enkele van de oude, al eerder verlaagde muurtorens tot kleine driehoekige bastions veranderd, maar de middeleeuwse stadsmuur bleef grotendeels behouden. De nieuwe situatie is in 1609 vast gelegd door P. Giustiniano in de uitgave Delle guerre di Fiandra.9 (afb.7). De correctheid van deze prent kon worden aangetoond door ar cheoloog Ben de Graaf. Bij zijn onderzoek in de bouwput van het appartementencomplex op de hoek van de Walderstraat en de Mauritsweg in 2001 trof hij de restanten aan van een ravelijn, die was opgeworpen tussen de binnen- en buitengracht. In 2002 kwamen ook de overblijfselen van een houten ophaalbrug aan het licht bij graafwerkzaamheden voor de aanleg van een bergbezinkbassin op de Westerbleek. Deze werden door De Graaf geïdentificeerd als de resten van de ophaalbrug over de buitenste gracht10. Na de kortstondige belegering van 1606 nam de betekenis van Lo- chem als vestingstad zienderogen af. Nog in hetzelfde jaar besloot Maurits om de steden Doetin- chem en Lochem te ontmantelen, aangezien de vestingen Zutphen, Groenlo, Doesburg en Bredevoort voldoende werden geacht voor de verdediging van de Achterhoek. In of kort na 1607 vond tenslotte de verhuizing plaats van de in Lochem gelegerde compagniën naar Zut- phen en de verdeling van geschut en andere goederen over de maga zijnen in Zutphen en Doesburg. De vestingwerken werden niet langer onderhouden en raakten in staat van verval. Toen de bisschop van Munster in 1665 dreigde de Re publiek binnen te vallen werd nog een poging gedaan om de sterk ver waarloosde verdedigingswerken te herstellen, maar dit mocht niet meer baten. Nog in hetzelfde jaar werd Lochem door de Munsterse troepen ingenomen en geplunderd. Von Elverfeld, de nieuwe stadcom- mandant, liet de herstelwerkzaam heden aan de vesting voortzetten en ook na de overgave in decem ber 1665 aan Johan Maurits van Nassau, stadhouder van Kleef en opperbevelhebber van het Staatse leger, is nog aan het herstel ge werkt. Uiteindelijk werd eind 17de eeuw besloten de vesting definitief te ontmantelen. De buitengracht en de buitenwerken werden dichtge gooid en geslecht. Rond het mid den van de 18de eeuw verdwenen de stadsmuren en in 1800 werd Afb. 6. Detail van afbeelding 3. De Smeepoort met voorpoort, wordt geflankeerd door gekanteelde muren, waarachter soldaten zich verschanst hebben. Land van Lochem 2004 nr. 2 Afb. 5. Belegering en inname van Lochem door de Spaanse veldheer Ambrosio de Spinola in 1606. Deze prent is gebaseerd op de weergave van Lochems ontzet in 1582 (zie afb. 2).

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2004 | | pagina 8