er zijn ook duidelijke verschillen. Allereerst zijn de drie stadspoorten veel nauwkeuriger afgebeeld. De Smeepoort blijkt te bestaan uit een binnenpoort, opgenomen in de stadsmuur, en een buitenpoort die bij de buitengracht is geplaatst. De binnenpoort was een rechthoekig bouwwerk, afgesloten door een hoog schilddak. Dit dak is door Van Deventer in een blauwgrijze kleur weergegeven ten teken dat het met leien was gedekt. De Smeepoort had verder een hoge rondboog doorgang, waarschijnlijk met een omlijsting van grote natuurstenen blokken. Aan weerszijden van de poortdoorgang was er een klein venstertje en boven de doorgang bevond zich een uitkragend toren tje. De voorpoort was eveneens een eenvoudig rechthoekig gebouw met brede rondboogpoortdoor- gang, omgeven door natuurstenen blokken. Deze poort bezat vermoe delijk een zadeldak. Waarschijnlijk bevond zich tussen beide poorten een houten brug, waarvan een gedeelte kon worden opgehaald. Sterk vergelijkbaar met de Smee- poort was de Molenpoort, een een voudig rechthoekig bouwwerk met schilddak en brede rondboogpoort. Een voorpoort was hier evenwel niet aanwezig. Deze ontbrak vol- gens de prent ook bij de Walder- poort. Deze poort bestond uit een rechthoekig bouwsel met een za deldak tussen zijtopgevels. Voor deze poort was er getuige de te kening een stenen brug met bogen over de binnen- en buitengracht. Alle poorten konden worden af gesloten door slagdeuren (dubbele draaideuren) en valhekken of ha meien. In een memorie inzake de ontmanteling van de Lochemse vestingwerken, in 1628 opgesteld door de Staten-Generaal, deed men namelijk de aanbeveling de buiten ste tochtbruggen en de hameien te verwijderen en de slagdeuren te handhaven6. Via archiefstukken over de sloop van de poorten weten we ook, dat de poorten grotendeels uit baksteen waren opgetrokken. Zo kreeg de metselaar Hendrick in 1700 de opdracht van het stads bestuur om het metselwerk van het armenhuis te herstellen met behulp van bakstenen, die van de Molen poort afkomstig waren7. Muren en muurtorens De stenen muren zijn op de prent van Lochems ontzet wat anders weergegeven dan bij Van Deventer. De zuidelijke muur laat duidelijk een opzet met een gekanteelde weergang zien, waarachter de soldaten zich konden verschan sen. Via de openingen tussen de kantelen kon de vijand onder vuur genomen worden. Bij de muur langs de noordzijde van de stad is zo'n weergang met kantelen niet ingetekend. Misschien was deze inderdaad niet aanwezig, omdat de stadsmuur hier veel minder kwetsbaar was. Aan de noordzijde werd Lochem namelijk beschermd door niet alleen de dubbele gracht, maar ook door het lage, natte stroomgebied van de Berkel, die hier met verschillende armen aan wezig was. Daardoor was het voor vijandige troepen een vrijwel on begaanbaar gebied en had de stad van deze zijde niet zoveel gevaar te duchten. Een laatste opvallend verschil met de oudere weergave van Van De venter is de aanwezigheid van een groot aantal halfrond uitgebouwde muurtorens, niet alleen aan de zuidzijde, maar nu ook aan de oost en noordzijde van de vesting. Het zijn over het algemeen brede, lage torens, aan de grachtzijde halfrond uitgebouwd en niet hoger dan de flankerende stadsmuur. Torenspit sen ontbreken. Alleen de toren ten noorden van de Walderpoort heeft nog een spitsje. De nieuwe torens zijn waarschijnlijk in de late 16de eeuw als rondeelachtige bouwsels aan de oude vestingmuren toege voegd. De bestaande torens wer den verlaagd. Deze ontwikkeling was het gevolg van veranderende krijgstechnieken door de komst van beter en zwaarder geschut, waardoor de bakstenen stadsmuren en de hoge spitse torens een stuk kwetsbaarder waren geworden. Bovendien konden op de lagere, spitsloze torens zwaardere kanon nen worden opgesteld. De Blauwe Toren onderscheidde zich van de andere versterkingen door zijn grotere omvang. Op de prent van het Lochems ontzet is op de toren een groot kanon zichtbaar. Op de tekening is goed te zien, dat achter de muren een hoge wal was opgeworpen. Tenslotte moet nog worden gewezen op een merk waardige brugconstructie over de dubbele gracht aan de noordzijde van de stad. De brug vormde de verbinding naar een stuk land, dat 7 vifum {ft Afb.4. "De Stad Lochem", door Frans Berkhuys, gedateerd 1726. Berkhuys' tekeningen blinken niet uit in betrouwbaarheid. Toch geeft zijn weergave van Lochem een redelijk beeld van de vervallen vesting in de eerste helft van de 18de eeuw, vlak voor de muren en torens werden gesloopt. Land van Lochem 2004 nr. 2

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2004 | | pagina 7