de vestinggeschiedenis van Lo-
chem, waarin nu eens niet de vele
oorlogsverwikkelingen centraal
staan, maar alle aandacht uitgaat
naar de vestingwerken zelf. We
gaan terug naar de bouw van mu
ren en poorten in de 14de eeuw en
zullen zien hoe de vesting in de
loop van de 16de en 17de eeuw
enkele malen wordt aangepast aan
de veranderingen, die zich binnen
de krijgstechniek aandienden. In
diezelfde 17de eeuw zette ook het
verval in en kwam er een einde aan
de sterke vesting.
De jonge stad wordt ommuurd
De nederzetting, die in 1233 van
graaf Otto II stadsrechten ontving,
was vermoedelijk vanaf de 9de of
10de eeuw tot ontwikkeling geko
men op een lichte verhoging in het
landschap tussen de rivier de Ber-
kel en het zuidelijk gelegen stuw
wallandschap van de Lochem-
seberg. De ligging bij een over
steekplaats in de Berkel en op
het kruispunt van belangrijke
wegen naar Zutphen, Deventer
en Westfalen was strategisch. De
oudste kern van Lochem moet naar
alle waarschijnlijkheid worden
gezocht rond de Gudulakerk en
het gebiedje ten oosten hiervan.
Het is niet ondenkbaar, dat deze
oudste nederzetting in de loop
van haar bestaan is voorzien van
een eenvoudige omheining ter
bescherming van bewoners en ge
bouwen. Gedacht kan worden aan
een aarden wal, versterkt met een
houten palissade. Archeologisch
onderzoek heeft echter tot dusver
hiervoor geen bewijzen geleverd.
De stadsrechtverlening aan de
"villa Lochem" heeft mogelijk
geleid tot nieuwe activiteiten om
de jonge stad te versterken. G.B.
Janssen acht het in zijn artikel
"Lochem in het defensief" aan
nemelijk dat na 1233 een begin is
gemaakt met het graven van een
gracht, het opwerpen van een wal
en het plaatsen van een houten
palissade met primitieve houten
poorten2. Over de aanwezigheid
van poorten wordt namelijk al
vóór 1330 melding gemaakt, in
het document waarin aan Lochem
marktrechten worden verleend
(1312). Het is in deze periode, de
vroege 14de eeuw, dat aan de oud
ste kern van de stad het marktge
bied is toegevoegd3. Het westelijke
deel van de huidige binnenstad
is volgens F.F. Ambagtsheer een
nog iets jongere uitbreiding. Op
grond van verkavelingspatronen
en een merkwaardige knik in de
aansluiting van de Blauwe To
renstraat en de Brouwhuissteeg
op de Walderstraat veronderstelt
hij, dat het stadsgedeelte rond de
Walderstraat en de Vilderstraat een
wat latere uitbreiding van de stad
is, die voor 1330 nog niet binnen
het stadsgebied was betrokken4.
De westelijke begrenzing van
het vroeg 14de-eeuwse Lochem
legt deze auteur dan ook over
de Blauwe Torenstraat. Bij de
aansluiting van deze straat op de
Walderstraat zou een poort kunnen
hebben gestaan.
De groeiende betekenis van de
markthandel na 1312 maakte de
Markt tot hét centrum van de
handel in Lochem. Het plein werd
in 1330 ook in ruimtelijke zin het
centrum van de stad, toen het Wal-
derstraatgebied binnen de nieuwe
ommuring werd getrokken, aldus
Ambagtsheer. Nadere bestudering
van het verloop van de Walder-
straat en de verkavelingspatronen
kunnen er inderdaad op wijzen,
dat dit gebied als een soort kleine
"voorstad" is ontstaan door het
uitzetten en bebouwen van perce-
len langs de oude uitvalsweg naar
Deventer.
De oudste stadsplattegronden
Zo kreeg Lochem in of kort na
1330 zijn definitieve stenen om
muring en dubbele grachten, die
de burgers eeuwenlang voor onheil
van buiten moesten beschermen.
Middeleeuwse bronnen over de
Lochemse stadsmuur zijn uiterst
schaars. Hoe de vesting er onge
veer uitzag in deze periode weten
we vooral via enkele stadsplat
tegronden uit de 16de en vroege
17de eeuw, waarop de stad nog in
zijn middeleeuwse gedaante staat
afgebeeld. De vestingwerken zijn
dan nog niet of nauwelijks gemo
derniseerd. Bij bestudering van
dit soort plattegronden moet altijd
rekening worden gehouden met
topografische onjuistheden, die
er met opzet of door gebrek aan
kennis over de werkelijke situatie
in zijn geslopen. De oudste gete
kende bron is de plattegrond, die
Jacob van Deventer rond 1560 van
Lochem maakte (afb.2).
Er zijn van deze tekening twee
versies, één met weergave van al
leen de vesting, het stratenplan en
de belangrijkste gebouwen (kerk,
klooster, hof en molen), de ander
met een gedetailleerdere weergave
van de bebouwing langs de straten.
Op deze laatste tekening zijn ook
de stenen stadsmuren wat beter
uitgewerkt. Beide versies laten
de volledig dubbele omgrachting
5
Afb. 2. Plattegrond van Lochem door Jacob van Deventer, circa 1560. Origineel in
Rijksarchief Gelderland, plattegrond nr. 32.
Land van Lochem 2004 nr. 2