m, I
-
den en medestanders gaan collecteren. Van heel wat
van deze collectes is de opbrengst nu nog bekend. Zo
wordt in 1884 bijeengebracht:
Lochem
50,00
Zwiep
14,35
Nettelhorst
13,80
Groot Dochteren
57,10
Klein Dochteren
10,80
Boshurne
5,00
Exel en Ampsen
20,50
Totaal
ƒ171,55
Welke enorme financiële offers men zich toen getroost
heeft, wordt duidelijk als we bedenken dat in die tijd
een arbeider in de Lochemse lijmfabriek zeven cent
per uur verdiende!
Opvallend is dat meer dan tweederde van de opbrengst
afkomstig is uit de buurtschappen. Vooral daar leeft
de gedachte aan een School met den Bijbel heel sterk.
Ter aanbeveling van de collecte worden advertenties
geplaatst en menigmaal wordt een speciale bidstond
gehouden. Naast contributies, giften en collectes heeft
het comité nog een bron van inkomsten: boetes! In
1885 worden de boetes als volgt vastgesteld: wie niet
op de vergadering komt, betaalt tien cent; wie te laat
komt betaalt vijf cent!
In datzelfde jaar bedraagt het kapitaal al 840,00.
Af en toe wordt financiële steun verleend aan nood
lijdende scholen in het land, onder meer de scholen
te Oostermeer en Eibergen.
1888
In 1888 wordt voorzichtig geopperd om over te gaan
tot het stichten van een school, maar men komt tot
de conclusie dat daarvoor de middelen nog niet in
voldoende mate aanwezig zijn. Een voorstel om dan
maar tot opheffing over te gaan wordt gelukkig niet
aangenomen. Wel wordt in 1888 een voorstel aange
nomen om artikel 3 van het reglement aan te vullen
met de beperking dat voortaan alleen hervormden lid
kunnen worden van het plaatselijk comité. In datzelfde
jaar nog wordt deze beperking weer ingetrokken:
alle belijders van het Evangelie, tot welk kerk
genootschap zij ook behoren kunnen lid zijn
van het comité.
Nu dus de tijd nog niet rijp is om tot het stichten van
een school over te gaan, wordt meerdere malen geop
perd om dan maar met een bewaarschool te beginnen,
maar deze voorstellen worden telkens afgewezen.
Toch blijft de gedachte aan het stichten van een school
wel bestaan. Bij de evangelisatiecommissie wordt
geïnformeerd of deze "het lokaal" aan de school
wil afstaan. Hoewel de commissie steun toezegt bij
het streven om een school op te richten, acht zij het
een misdaad om het lokaal aan zijn oorspronkelijke
bestemming te onttrekken. Tot op heden hebben de
bijeenkomsten van het comité ook steeds in het lokaal
plaatsgevonden en nu besluit men om daar voortaan
niet meer te vergaderen.Wat nu? Er moet uitgezien
worden naar een nieuwe lokaliteit. Geopperd wordt
om een lokaal te bouwen op de Beienkamp, waarvoor
dan een speciale bouwcommissie wordt benoemd.
(Met de Beienkamp, op velerlei manieren gespeld
in de notulen, wordt een stuk grond bedoeld dat zich
uitstrekt van de huidige Prins Hendrikschool tot aan
het joodse kerkhof.) Men denkt hier kennelijk aan
een vergaderlokaal, dat later tevens voor de school
dienst kan doen.
1892
In 1892 houdt een propagandist voor het christelijk
onderwijs, de heer Roodhuizen uit Veenendaal, een
vurig pleidooi voor de oprichting van een christelijk
school te Lochem. Eén van de leden van het comité
informeert wat dat dan zal gaan kosten. Daarop vraagt
de heer Roodhuizen hoeveel kapitaal er beschikbaar
is. De voorzitter antwoordt dat er ongeveer 3.400,-
in kas is. De eerste woorden die de heer Roodhuizen
spreekt als hij dit bedrag hoort, zijn: "Welaan, waarom
dan nog langer gewacht!"
In plaats van over een vergaderlokaal, wordt van nu af
aan over een school met meesterswoning gesproken!
Dan volgt een periode van plannen maken, tekeningen
opzetten en weer afkeuren en het benoemen van een
M.
23
Dhr. Jan Weekenstroo, raadslid van 2 augustus 1901
tot 28 augustus 1907 en mede-oprichter van de Prins
Hendrikschool.
Land van Lochem 2004 nr. 2