Reactie op Boekensignalement
Loes H. Maas
In de rubriek "Boekensignalement" (Land van Lochem 2003, nr. 3) besteedt CeesJan Frank
aandacht aan Boerderij- en veldnamen in Lochern, een publicatie van het Staringinstituut in
Doetinchem. In zijn bespreking stelt hij enkele wezenlijke punten aan de orde waar ik, als
naamkundige, graag wat nader op in wil gaan.
Het betreft in de eerste plaats
het begrip "nog in de volks
mond levende toponie
men". Hiermee worden topo
niemen (veld- en boerderijnamen
etc.) aangeduid die worden opge
tekend uit de mond van lokale in
formanten (in tegenstelling tot
namen uit geschreven en gedrukte
bronnen). Een inventarisatie uit de
volksmond is een momentopname,
maar dat wil niet zeggen dat het
opgetekende namenbestand homo
geen is. Er worden zowel oude
namen opgetekend die van gene
ratie op generatie zijn overgeleverd
als ook veel jongere exemplaren,
er zijn namen bij die een groot op
pervlak benoemen èn namen van
heel kleine perceeltjes. Sommige
namen zijn bij velen bekend (ge
weest), terwijl andere beperkt zijn
gebleven tot de kleine kring van
bewoners van een enkele boerde
rij en hun naaste buren. Het kan
voorkomen dat een informant zelf
aangeeft dat een bepaalde naam
door zijn ouders of grootouders
werd gebruikt en niet meer door
hemzelf en dat de veldwerker van
deze opmerking een notitie maakt,
maar over het algemeen is het niet
mogelijk om aan het uiteindelijke
resultaat van een inventarisatie af
te lezen welke toponiemen nog re
gelmatig in gebruik zijn en welke
niet. Ook de vraag hoe oud een
bepaald toponiem is zal meestal niet
zonder meer beantwoord kunnen
worden, al zijn er natuurlijk wel ge
vallen waarin een aanwijzing om
trent de ouderdom al in de naam
besloten ligt; zo kan een naam als
Spoorweide natuurlijk niet ouder
zijn dan de spoorlijn die tot de
naamgeving heeft geïnspireerd.
Wanneer men de archieven raad
pleegt zal blijken dat een aantal van
de uit mondelinge bron genoteerde
namen daar al in vermeld wordt.
Deze namen zijn dus al langere tijd
in omloop (wat niet wil zeggen dat
namen die niet in de archieven
voorkomen per definitie niet oud
kunnen zijn).
Daarmee komen we vanzelf op
Franks vraag of het in Lochem op
getekende namenbestand niet aan
gevuld had moeten worden met
namen van oude kaarten en uit
archiefstukken om het beeld te
completeren.
Het antwoord daarop moet zijn dat
een systematisch onderzoek van de
archieven dermate arbeidsintensief
en tijdrovend is dat het tot jaren
lang uitstel, mogelijk zelfs afstel,
van een publicatie zou kunnen lei
den. Gewoonlijk wordt aan de in
ventarisatie uit de volksmond de
hoogste prioriteit gegeven omdat
in de volksmond levende topo
niemen makkelijk verloren kunnen
gaan terwijl het (natuurlijk ook erg
interessante) materiaal dat in ar
chieven ligt opgeslagen nog wel
even kan wachten. Door het pu
bliceren van de resultaten van
de inventarisatie uit de volksmond
zijn deze gegevens alvast beschik
baar voor alle belangstellenden en
kunnen ze dienen als basis voor
verder onderzoek.
Het bevreemdt de recensent dat hij
een paar alom bekende namen juist
niet in de inventarisatie terugvindt.
Toch is dat minder merkwaardig
dan het lijkt. Overbekende namen
kunnen makkelijk worden overge
slagen juist omdat ze zo bekend
zijn. De informant kan veronder
stellen dat ze al bij de veldwerker
bekend zijn of dat een andere in
formant ze al genoemd heeft. Bij
een geval als de Bleek aan de Stads
gracht speelt bovendien mee dat
dit perceel binnen de bebouwde
kom gelegen is, terwijl een inven
tarisatie van veld- en boerderij -
namen zich vooral op het buiten
gebied richt. Men zou zich nog een
kleine, aanvullende inventarisatie
kunnen voorstellen van toponiemen
binnen de stad en naaste omgeving,
waarbij mogelijk nog meer stadse
namen opduiken, inofficiële namen
voor straten en bepaalde markante
gebouwen wellicht. Toevallig zag
ik dezer dagen in de krant een
voorbeeld van zo'n inofficiële
(straat-) naam. Een steeg in Dord
recht wordt tegenwoordig door de
Dordtenaren wel als "de kauw
gomstraat" aangeduid omdat het is
toegestaan aldaar propjes kauw
gom tegen de muren te plakken.
De gemeente hoopt op deze ma
nier de rest van de binnenstad
kauwgomvrij te houden (NRC
Handelsblad 26 jan. '04).
Een belangrijke vraag betreft "de
historische waarde van sommige
naamsaanduidingen", zoals Frank
het uitdrukt. Hij betwijfelt of veel
voorkomende aanduidingen als
Weide bie Huus, Koeweide en 'n
Kamp wel als echte namen be
schouwd mogen worden. Naar zijn
idee zou een woord als b.v. kamp
toch wel moeten optreden in com
binatie met een bepalend bestand
deel, zoals een boerderij- of
persoonsnaam, om als echt
toponiem gerekend te kunnen wor
den. Hij beschouwt dus formaties
als b.v. Bentelmanskamp, Zweve-
rinkskamp en Jannaoskempke als
namen, maar 'n Kamp en 't Kemp
ken niet. Ik begrijp zijn redenering,
maar kan het niet in alle opzichten
met hem eens zijn. Het probleem
is gelegen in het feit dat woorden
als weide, koeweide en kamp, af
hankelijk van de context, kunnen
functioneren als soortnaam of als
toponiem. In een zin als "Achter
het huis ligt een koeweide" is koe
weide een soortnaam (geen topo-
34
Land van Lochem 2004 nr. 1