man uit de buurt van Nijmegen.
6. Gertrude ten Marsche, kloos
terlinge in het Sint-Catharina-
klooster, het tertiarissenhuis te
Almelo.
7. Christina of Stiena ten Marsche,
geboren te Lochem in 1499, over
leden te Lochem (ongehuwd) op
5 februari 1521 aan de pest (ver
meld leeftijd 22 jaar).
Leeftijden
We hebben nu van twee dochters
de leeftijden en daardoor ongeveer
het jaar van geboorte, nl. Theodo-
rica in ca. 1483 en Christina in
1499. Voor Gerardus houd ik een
minimumleeftijd van 20 jaar aan bij
zijn benoeming in 1498. Hij is ge
boren voor 1478. Voor zijn "Moe
der" houd ik eveneens een mini
mum van 20 jaar aan en zij is
geboren voor 1458. Bij de geboorte
van Christina is zij minimaal 41 jaar
oud. Bij haar overlijden is zij mini
maal 63 jaar oud.
Voor "Vader" reken ik met een
minimumleeftijd van 25 jaar bij zijn
huwelijk. Hij is geboren voor 1453.
De familienamen
De benoeming van Gerardus ten
Marsche in 1498 tot vicaris is de
tot nu oudst bekende acte met de
naam Meister Dirxs. Het originele
document op perkament ligt in het
archief van het Sint-Walburgis-
kapittel te Zutphen met het Lo-
chemse stadszegel in groene was
(zeer geschonden). De naam ver
wijst naar de gildetitel van Mees
ter. Deze gildemeester heette dus
Derck, maar of hij schoenmaker,
wever of kleermaker was is niet
bekend. De andere naam "ten
Marsche" verwijst naar het erf ter
Marsche tussen Laren en Verwol-
de.
Veel Lochemse geslachten, wo
nende in de stad, hadden familie
namen, die ontleend waren aan
boerderijen uit de omgeving. Ik
noem er enkele: te Herckell in
Groot Dochteren, te Hasseloo in
Klein Dochteren, Thoenhuijs in
Zwiep (samenvoeging van te
Oenhuijs), ter Schegget in Ver-
wolde en Ampsen.
Gebeurtenissen tussen 1520 en
1525
Enkele hoofdstukken uit de Kro
niek van Johannes van Lochem
staan vermeld in het boekje "De
Grote Kerk van Lochem". Maar er
zijn meer verhalen over de gebeur
tenissen in de familie. Na het over
lijden van zijn vader en zijn broer
Gerard (eind juli, begin augustus
1520) heeft Johannes zijn moeder
aangeraden elders een onderkomen
te zoeken. Ze gingen wonen in
Nettelhorst. Die plek bleek onge
schikt voor moeder. Toen kwamen
zijn moeder, zus Hilla en zus
Christina naar Albergen en logeer
den daar in het vrouwenverblijf.
Zus Theodorica bleef achter in
Nettelhorst om op het huis en de
inboedel te passen. Liefderijk zegt
Johannes, dat zij niet de ontspan
ning kreeg zoals de anderen geno
ten.
De dames logeerden er vier we
ken. Deze periode werd door
Johannes niet met data benoemd.
Ik schat de periode van half au
gustus tot half september 1520. Na
het convent onthaald te hebben op
zestien kwarten wijn, een paar kip
pen en puntbroodjes gingen moe
der en Hilla terug naar Lochem.
Christina werd door Johannes naar
hun broer Bernardus in Frenswe-
gen gestuurd.
In 1521 weer twee begrafenis
sen
Begrafenissen vonden altijd zo snel
mogelijk plaats, vaak op of na de
dag van overlijden. In tijden van
pest was dat bittere noodzaak.
Rouwdiensten voor overledenen
vonden soms pas maanden later
plaats. Op 6 januari 1521 ging Jo
hannes op verzoek van zijn moe
der naar Lochem om de rouwdienst
voor zijn vader en zijn broer Gerard
te verzorgen. Later vertelde hij, dat
hij zijn zus Christina meegenomen
had naar Lochem. De rouwdienst
vond plaats op de donderdag na het
feest van de heilige Gudula, op 8
januari. De dienst verliep volgens
de ritus van dat stadje (Het vesting
stadje noemde Johannes het een
andere keer). Ook werd het testa
ment van Gerardus ten uitvoer ge
bracht. Johannes kreeg twee grote
tinnen schalen en nog wat andere
voorwerpen, .waarvoor ik voor
hem (zijn broer) een maanddienst
heb laten lezen". De kleren wer
den verdeeld en het grote brevier
werd geschonken aan pastoor
Johannes van Ruurlo. Het verhaal
van de dood van Christina staat in
het bovengenoemde boekje. Maar
er blijkt een fout jaartal in te staan.
Christina stierf op 5 februari 1521
en niet in 1522. In hoofdstuk 90
van de kroniek zegt Johannes, dat
binnen het tijdsbestek van één jaar
mijn vader en moeder, een broer
en een zus overleden zijn. Dat
schrijft hij na de dood van zijn
moeder op 13 mei 1521. Dit foutje
is door de vertalers niet opge
merkt. Het verhaal van moeders
dood staat ook in bovengenoemd
boekje. Na het overlijden van
Christina volgde er nog een ont
moeting met zijn moeder te Elsen
onder Rijssen. Johannes en zijn
broer Bernardus hadden daar
rondom de eerste maart 1521 een
ontmoeting met moeder en de zus
sen Theodorica en Hilla. Citaat:
Moeder vertrouwde ons enkele
andere zaken toe, om die af te wik
kelen, als ze misschien intussen zou
sterven. We hebben daar allen twee
keer overnacht. Waar dat was,
schrijft Johannes niet, maar het
klooster bezat vier boerderijen on
der Elsen (Assink, Oonk, Zwaver-
dink en Wilgerink). Na die dag (1
maart 1521) hebben mijn broer en
ik moeder niet levend weergezien.
De Maanddienst voor mijn
moeder
Op zaterdag 2 juli 1521 trokken
Johannes en Bernardus weer naar
Lochem voor de rouwdienst, vol
gens de gebruiken van de gelovi
gen daar. Opnieuw vertelde de
prior, dat de kerk van Lochem zo
zijn eigen tradities had. Na de ves
pers werd een plechtig gezongen
avondwake gehouden. Daags
daarna vierden zij de mis van de
overledenen. Er is sprake van nog
overige diensten, alles volgens de
gewoonten en precies zo plechtig
als het jaar ervoor, toen hun moe
der nog de zaak geregeld had. De
broers hebben de zussen achter
gelaten in het vaderlijk huis met al
het huisraad. Van het bezit van
Gerardus heeft Johannes "enkele
tafellakens en handdoeken" mee
genomen. Het linnen kwam in
12
Land van Lochem 2004 nr. 1