vijf morgen groot, bestond uit vette klei, zodat het gras er weelderig groeide. Door daar te grazen wer den de beesten dik en vet. Wij re kenden, zegt Johannes, deze weide tot de beste goederen van het klooster. Maar door het ver waarlozen van een bepaalde dijk was hen die grond afgenomen. De oorzaak lag in de oorlogs omstandigheden. Als die er niet geweest waren, zouden de dijken op tijd hersteld geweest zijn. Ook schrijft hij, dat door die oorlogsomstandigheden de scheepvaart gestremd was. Hier door kwam er in Overijssel en Gelderland een tekort aan producten, die normaal van over zee werden aangevoerd zoals vij gen, rozijnen, olijfolie, maar vooral aan vis. Een bende uit Lochem Temidden van al die ellende deed ook nog een stel onverlaten uit Lochem van zich spreken. Johannes schaamde zich voor deze mensen uit zijn geboortestad Lochem. Hij moest zelfs bekennen, dat een familielid van hem tot deze bende behoorde. Ik citeer en geef commentaar tus sen haakjes: Zij beroofden wille keurige reizigers en richtten ook bij de plattelandsbewoners in ons bisdom (bisdom Utrecht) naar har telust schade aan. Hun bende had den zij de naam Lonnemansroth gegeven, want zo wilden zij ge noemd worden. Zes broers waren de kopstukken van het verdorven gezelschap, zoons van één vrouw in Lochem, die Fenne Lonnemans heette. (De naam Lonneman komt van het erf in Ampsen). Nadat dezen met hun handlangers ongehinderd vele delicten hadden gepleegd, gooiden ze, daar ze steeds de dans ontsprongen, alle remmen los: en ze begingen nu misdrijven die echt niet door de beugel konden. (Het waren beslist geen lieverdjes, die zes knapen van Fenne.) Zo kwam het dat zij, toen ze zich op een keer in ons bisdom verzamelden om de vele handelaars te beroven, die langs kwamen op weg naar Deventer, door de man schappen die in Arkelstein gelegerd waren, werden opgewacht. (Dit is dus exact de zelfde plek, waar in 1499 de wijn geroofd was. Hoe lang de bende al actief was, vertelt Johannes niet. Misschien heeft hij in zijn jeugd die vrouw en haar jon gens Lonneman gekend. Er bestaan nu sterke verdenkingen van mij, dat Johannes van Lochem hier de wijnrovers uit 1499 bekend heeft gemaakt. Alleen loopt het nu an ders af.) Twee van hen werden bij Bathmen gedood, enkele anderen werden gevangen genomen, onder wie ook Bertold Smijt (Smit), de zoon van een neef van mij, die zich tegen de zin van zijn vader met de schurken had ingelaten. De overi gen ontkwamen op de vlucht. Einde citaat. Helaas wordt in de kroniek de afloop van dit verhaal niet verteld. Het was pure armoede, die sommigen tot misdaden dreef. Het optreden van de soldaten bij Arkelstein zal tot gevolg hebben gehad, dat ze daarna geen berovin gen meer bij Bathmen hebben on dernomen. Ze hadden hun lesje geleerd. Mogelijk waren er onder de doden en de gevangenen wel zonen van Fenne Lonneman. Johannes en zijn familie uit Lochem De kroniek uit de jaren 1520 t/m 1525 meldt ons summier de namen van het gezin, waaruit Johannes geboren is. De belangrijkste na men, die van zijn vader en zijn moeder, noemt hij helaas niet. Wel noemt hij zijn broers en zusters. Zijn twee broers waren ook gees telijken. Ik heb gelukkig ook uit andere bronnen gegevens kunnen halen om het gezin een beetje te kunnen reconstrueren. "Vader" ten Marsche, genaamd Meister Dirxs, overleden aan waterzucht en begraven te Lochem op 3 augustus 1520, was gehuwd met "Moeder" (mogelijk Smit ge heten, vanwege genoemde Bertold Smit, neef van Johannes), overle den te Lochem op 13 mei 1521 in de Gudulakerk na instorting van een gewelf. Hun kinderen waren: de zoons: 1. Gerardus ten Marsche, ge naamd Meister Dirxs, priester, op 10 september 1498 door burge meester, schepen en Raad van Lo- chem benoemd tot vicaris (bedien- aar) van het Sint- Antoniusvicarie te Lochem als opvolger van Willem Smeding. Hij verkocht op 5 januari 1518 een hofstede binnen de stad aan het Kerkhof aan Geryt van Holten en zijn vrouw Henrica. Hij overleed te Lochem op 30 juli 1520 aan de pest. (De vicarie van de H. Anthonius was op 9 september 1475 gesticht door Johannes Schelwert, de toenmalige pastoor. Inkomsten geschat op 20 daalder per jaar.) 2. Bernardus ten Marsche, ge naamd Meister Dirxs, genaamd van Lochem, priester in het klooster Frenswegen bij Nordhorn (Dld.), benoemd tot prior in 1548, ver moedelijk overleden in 1548 en opgevolgd door Johannes van Heek. Dit klooster behoorde tot het Kapittel van Windesheim. (Bron: Monasticon Windeshemense door W. Kohl e.a., (4 delen, Brussel, 1976-1984). 3. Johannes ten Marsche, ge naamd Meister Dirxs, genaamd van Lochem naar zijn geboorteplaats, priester, ingetreden in het Sint- Antoniusklooster te Albergen, be noemd tot procurator, later tot sub prior aldaar, benoemd in 1518 tot prior van het Convent O.L. Vrouwe in het Zand bij Straelen (Dld.), be noemd in 1520 tot prior van eer der genoemd klooster te Albergen, benoemd in 1525 tot rector van het regularissenklooster Sint-Agnes te Arnhem, overlijden niet bekend. Alle genoemde kloosters behoor den tot het Kapittel van Windes- heim. Deze kloosters ontstonden uit de beweging van de Moderne Devotie. Geert Grote en Floris Ra- dewijns uit Deventer waren de grondleggers van deze beweging. Zij werden ook wel "Broeders van het gemene Leven" genoemd. De dochters: 4. Theodorica ten Marsche, gebo ren te Lochem ca. 1483, trouwt in het voorjaar van 1523 (vermeld: bijna 40 jaar oud) NN., afkomstig uit het Hertogdom Kleef (vermeld: nog jong, maar onbemiddeld). Haar eerste kind werd op 18 januari 1524 geboren en vernoemd naar "Vader". 5. Hilla ten Marsche, geboren te Lochem vermoedelijk voor 1500, trouwt in 1524 Ambrosius, een 11 Land van Lochem 2004 nr. 1

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2004 | | pagina 11