Lost Johannes van Lochem de wijnroof van 1499 op?
Feike Reitsma (eerste deel in LvL 2002 no.3)
Aangezien er in 1499 nog geen recherchebijstandsteam bestond, moest er een speurder aan
te pas komen om de vermoedelijke wijnrovers te achterhalen. Getuigenverklaringen waren
helaas niet te vinden, maar onverwacht werd mij een document overhandigd (in bruikleen)
door Steven van Campen uit Lochem, de schrijver van het boekje "De Grote Kerk van
Lochem". In dit document worden de vermoedelijke daders genoemd. Dit document heet
"De Kroniek van Johannes van Lochem, prior te Albergen van 1520-1525". Johannes heet
eigenlijk anders, zoals we zullen zien, maar kloosterlingen werden vaak naar hun geboorteplaats
genoemd. Als ik toen geleefd had, zouden ze mij F eike van 's-Gravenhage genoemd hebben.
Eerst nog een opmerking
over het "Cuerhuijs" te
Deventer, waar, in mijn eer
ste verhaal over de Lochemse wijn-
roof, de Stadsbesturen van
Zutphen en Deventer overleg had
den.
Johannes vertelt in zijn kroniek
over de oorlog tussen de Bisschop
van Utrecht en Hertog Karel van
Gelre in 1521. Hij vertelt, dat de
hertog enige schade probeerde aan
te richten in de buurt van Deventer.
Na een onverwachte aanval vero
verde hij een sterkte, die in de
volksmond het Kuurhuis heet. Het
daarin gelegen garnizoen liet hij met
het zwaard doden. Dan was er nog
een andere toren, maar daarin be
vond zich geen garnizoen soldaten
meer. Zij gooiden toen licht ont
vlambaar materiaal naar binnen,
strooiden er kruit overheen en sta
ken alles in brand. Door die ge
weldige vlammenzee stelden ze
deze toren helemaal buiten wer
king. (Opgeblazen dus. Oorlogs
geweld anno 1521.)
Arkelstein
Daarna braken zij op, begonnen
met hun geschut de sterkte
Arkelstein onder Bathmen te be
stoken en trachtten die tot over
gave te dwingen. Maar de solda
ten, die met hun garnizoen in deze
versterkte plaats waren gelegerd,
wilden van geen wijken weten en
zouden alleen zwichten voor over
macht. Toen de soldaten van de
hertog dat merkten, realiseerden zij
zich, dat het tijdstip allesbehalve
gunstig was voor een belegering.
Het was bovendien een heel water
rijk gebied en helemaal niet geschikt
om er wallen op te werpen. Zij za
gen af van verder beleg en vertrok
ken. Tot zover de gebeurtenissen
bij Deventer en Arkelstein in 1521.
Lakendiefstallen.
De landdrost van de Graafschap
Zutphen was in 1522 Berent van
Hakvoort. Hij gaf op 12 april 1522
opdracht aan het Stadsbestuur van
Zutphen om een brief te schrijven
aan de Hertog over enige berovin
gen. Enige kooplieden, die met
goederen onderweg waren ge
weest naar de markt te Zutphen,
waren overvallen. De drost wist
wie deze overvallen gepleegd had
den en waar het gebeurd was. De
daders waren hertogelijke ruiters,
die in Lochem gelegerd waren.
Johannes van Lochem vertelt in
zijn kroniek, dat hij in 1521 op be
zoek was geweest in Lochem bij
de legeroverste van deze krijgs
macht te paard, die daar door de
hertog was gestationeerd. Johan
nes van Lochem noemde daarbij
één van de hoogste officieren, na
melijk Johan van Keppel. Deze man
werd in 1524 tot Schout van Lo
chem benoemd en in 1532 tot
Landdrost van de Graafschap
Zutphen. Nu de plaats van de over
vallen: het was gebeurd op de
Munstersestraat. We raadplegen
daarvoor de landkaart. De weg van
Zutphen naar Munster liep via Lo
chem, Borculo, Groenlo en Vre-
den. De conclusie is duidelijk: de
Hessenweg had toen de naam van
Munstersestraat.
Op 16 april 1522 gingen er twee
brieven van Zutphen naar Lochem
en Groenlo. De hertog had bevel
gegeven dat de lakens, die "van de
kooplieden ontnomen waren",
moesten worden terugbezorgd. De
daders moesten flink gestraft wor
den en de veiligheid op de wegen
diende streng gehandhaafd te wor
den. Maar in 1525 bleek deze zaak
nog ingewikkelder te zijn. Wolter
van Keppel Wolterszoon, heer van
Verwolde, verklaart dat zijn vader
Wolter 100 goudguldens heeft be
taald voor in beslag genomen la
kens. Ook dit hadden hertogelijke
ruiters, gelegerd te Groenlo, ge
daan. In een brief uit 1526 blijkt
Wolter van Keppel verantwoorde
lijk te zijn voor de geroofde lakens
en de oude eigenaars blijken bur
gers van Roermond te zijn. Nu
wordt ook duidelijk, wanneer deze
roof gebeurd was, namelijk in
1491. Vermoedelijk was Wolter van
Keppel toen de legeroverste van de
ruiters te Groenlo.
Het jaar 1524
Onze Lochemse kroniekschrijver
kan boeiend vertellen over de ge
beurtenissen in dat jaar. Naast de
gegevens over zijn familie vertelt
hij, dat sterrenkundigen voor fe
bruari hevige overstromingen, ja
zelfs een geweldige catastrofe
voorspelden.Deze weersvoor
spellingen kwamen niet uit. Wel
vertelt hij over een grote scheur in
de IJsseldijk bij Mastenbroek tus
sen Zwolle en Kampen. De polder
kwam onder water te staan. Een
jaar eerder had het klooster van
Albergen daar een stuk weidegrond
verloren, dat meer dan 80 jaar in
haar bezit was geweest. Die weide,
10
Land van Lochem 2004 nr. 1