de 14e t/m 16e eeuw. Het berust in het Gelders Archief in Arn hem. De Reformatie haalde door dit alles een dikke streep. De predi kant was ingebed in een kerken raad. Hij kon geen alleenheerser zijn. Zijn archief - als ambtsdra ger - vindt men terug in het ker kenraadarchief. Ook zijn inko menspositie was anders. Hij kreeg een vast traktement uit de kas van het geestelijk rentambt, waarin alle voormalige geestelijke goederen waren ondergebracht. Het kon overigens gewoon voor komen dat hij in de voor-refor matorische pastorie bleef wonen, of deze gepacht had. Het toezicht op het kerkelijk leven viel toe aan de kerkenraad en de Classis Zutphen, die zich daartoe be diende van twee inspectoren. Enkele inspectierapporten zijn bewaard gebleven. De kerken- raadnotulen en de acta van de Classis zijn in dit opzicht de be langrijkste bronnen. Een deel van de vroeger geestelijke jurisdictie of rechtspraak, namelijk het ver lenen van huwelijksdispensaties en een deel van de zedelijke recht spraak, kwam na de Reformatie terecht bij het Hof van Gelder land, dat dus voor dat aspect de opvolger van de bisschop was. De kerkfabriek Voor het onderhoud van de kerk was er ook een apart fonds: de kerkfabriek. Dat was de bena ming voor alle bezittingen die dienden om de eredienst in de parochiekerk te kunnen verzor gen en om het kerkgebouw te onderhouden. Het werd beheerd door de kerkmeesters, in de her vormde kerk op een gegeven mo ment de kerkvoogden genoemd. Het onderhoud van de kerk was zowel vóór als na de Reformatie een aangelegenheid die alle kers- pellieden (gemeenteleden) aan ging, ongeacht het geloof. De kerspellieden werden als hun tijd daar was ook op het kerkhof be graven. Ook daarbij maakte het geloof niet uit. De verantwoording van de inkomsten en uitgaven werd gedaan in kerkenrekenin- gen, die, bijvoorbeeld ook in het geval van Lochem, werden afge hoord door het stadsbestuur. Men vindt dus kerkenrekeningen in het stadsarchief. De geestelijke goederen na de Reformatie Wat gebeurde na de Reformatie met de voormalige geestelijke goederen? Eerst een begripsom schrijving: geestelijke goederen zijn die goederen waarmee alleen een geestelijke begiftigd kon wor den. Dat waren dus de goederen van de pastoor en de vicarissen. En misschien ook nog de goede ren van de koster, voor zover daarvan apart sprake was. Met het verdwijnen van het Zut- phense kapittel, als gevolg van de Reformatie werd misschien de band met Zutphen losser, maar verdween niet, net zomin als de bezittingen en rechten van dit ka pittel. In 1579 werden de voor malige kapittelgoederen onderge bracht in het rentambt van de proosdij en het kapittel van de St. Walburgiskerk te Zutphen, dat onder beheer van de Staten van het Kwartier van Zutphen werd geplaatst. Archiefstukken vanaf die tijd (en voor een deel ook van de voorgaande periode) vindt men dan ook in het archief van de Sta ten van het Kwartier van Zut phen, aanwezig in het Gelders Ar chief te Arnhem.5) De na-refor matorische geschiedenis van de meeste goederen die ooit ge schonken waren aan de kerk van Lochem vindt men in dat archief terug. Men vindt er gegevens over de thijnsen (afdrachten) die door vele Lochemers aan het kapittel gegeven moesten worden, maar ook pachtvoorwaarden van tien den van het kapittel, uit de periode 1596-1601 staten en andere stuk ken betreffende de geestelijke en kerkelijke stichtingen te Lochem. Tenslotte de opdracht en instruc tie voor gedeputeerden (het da gelijks bestuur van de graafschap Zutphen) tot het visiteren en in ventariseren van de eigendoms bewijzen van Lochemse geeste lijke stichtingen, met twee inven tarissen, uit de periode 1608-1610. In 1609 werd dit rentambt onder gebracht in het nieuwe rentambt Zutphen. Het omvatte goederen in de steden Zutphen, Doesburg en Lochem, de scholtambten Zut- phen en Lochem, de richteramb ten Doesburg en Steenderen en de bannerij Bahr en Lathum. Van bijzonder belang is met name de serie rekeningen van 1609 tot 1804. Helaas wacht ook de in ventarisatie van dit archief nog op afronding. Het rentambt Zutphen was één van de rentambten waarin de graafschap Zutphen verdeeld werd om de geconfisceerde voor malige pastorie- en vicariegoe- deren te beheren. De provisorie De provisorie is het kerkelijke armenfonds uit de Middeleeu wen. Het fonds had eigen bezit tingen en inkomsten. De opzich ters werden provisoren genoemd. Na de Reformatie bleef dit fonds bestaan ten behoeve van alle ar men. Het werd onttrokken aan de kerk en kreeg een burgerlijke be stemming. Vandaar dat de stad er bemoeienis mee had. De ma gistraat controleerde samen met de gemeenslieden, die de verte genwoordigers van de burgerij waren, de provisorierekeningen. Deze rekeningen zitten dan ook in het stadsarchief. Ook hier ver beterde de archiefvorming aan zienlijk, hetgeen blijkt uit de vele bewaarde rekeningen. De Neder duits gereformeerde kerk stichtte echter in de loop van de 17e eeuw een eigen armenfonds: de diaco nie. Dit was een specifiek voor de gereformeerde armen be stemd fonds. De geschiedenis van de provisoriën, Lochem uit gezonderd, is nog onvoldoende onderzocht. In Lochem behield het zijn sociale bestemming. In Borculo kreeg de provisorie een sociaal-culturele bestemming en 9 Land van Lochem 2003 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2003 | | pagina 9