fen^
5^®
kele belangrijke onderdelen van
de automatische centrale te ver
donkeremanen zonder dat het
"Sprengkommando" daar erg in
had. Dat nam echter niet weg dat
op die eerste april 's middags om
kwart over drie de telefooncen
trale de lucht in ging, tegelijk met
andere belangrijke installaties.
Van direct automatisch telefone
ren zou hier voorlopig geen spra
ke meer kunnen zijn. Alles was
zo grondig verwoest dat het in
geen drie maanden mogelijk was
telefonische contacten te onder
houden.
Dankzij de vindingrijkheid van de
Lochemse PTT-mannen en de
vooruitziende blik van de heer
Evers, die enig belangrijk materi
aal had weten te redden, kwam
er op 13 juli 1945 weer een voor
lopige telefoondienst. Het was
echter wel improviseren geblazen.
Men was teruggekeerd naar de
tijd van 1905 toen men begon. De
handcentrale en de oude slinger
toestellen uit grootmoeders tijd
zouden weer dienst gaan doen.
Gelukkig had men nog een serie
van die apparaten op de PTT-zol-
der bewaard. De handcentrale
was berekend op 200 aansluitin
gen. Doordat echter niet voldoen
de materiaal beschikbaar was,
konden slechts 150 aansluitingen
worden gerealiseerd. Maar er
was weer een begin. Met man
en macht werd nadien gewerkt
aan herstel en vernieuwing van
de Lochemse centrale. Het zou
echter nog tot 12 september 1951
duren alvorens het automatisch
telefoonverkeer tussen Lochem
en de rest van ons land kon wor
den hervat.
Tijdens een gesprek met me
vrouw S.Haanstra-Breukink, een
van onze trouwe leden, wist zij
zich betreffende het beschreven
telefoongebeuren te Lochem nog
het volgende te vertellen: "Voor
zover ik mij kan herinneren, hing
er bij ons aan de wand in de keu
ken een telefoon, zo'n bruin
Ericsson-geval met een slinger.
Later kwam de kiesschijf. Maar
ik kan mij niet herinneren dat
Mama urenlang zat te kletsen aan
de telefoon,. Zij belde haar vrien
dinnen niet op en de vriendinnen
deden dat evenmin. De telefoon
was zakelijk bedoeld. In de oor
log werd ik soms na 20.00 uur
opgebeld en vroeg een jongeman-
nenstem: Wil je even luisteren? En
dan draaide hij een grammofoon
plaatje van de Kilima Hawai
-ians. Ook was er eens een boer
uit Barchem die moest opbellen
naar een of andere dienst dat hij
een dood kalf aan de weg had
gelegd voor het destructiebedrijf.
Hij wist niet hoe hij moest bellen
en mama zei: "Je neemt de hoorn
van de haak en dan moet je heel
hard schreeuwen anders horen ze
het niet aan de andere kant." Die
boer schreeuwde de kop eraf: "B
64, DOOD KALF, DOOD
KALF!" Mama zei: "Harder." En
die boer jankte maar door. Wij
lagen slap van het lachen. Die
zelfde man vroeg eens aan Ma
ma, wijzend op onze ruwhaar fox:
"Is dat een Bouvier (bouw
vier"Nee," zei Mama, "dat is
een bouw vijf!" De man had niet
eens door dat hij werd belazerd.
Zo zie je dat ook de boeren net
voor de oorlog nog geen telefoon
hadden. Mijn man zijn ouders
hadden pas telefoon toen ze uit
Lochem weg waren, men had
geen telefoon nodig, men schreef
brieven. Dat kan "men" dus nu
niet meer."
6
ft# W f/*"** r' 'I,
Sf»*//: ¥3'jJmLZf^
stijJir *s +r
21-4-1947, de noodhandcentrale in de knooppuntcentrale Lochem
Bronnen
Lochemse Courant, (1937)
Informatie de heer H. Evers, (1983)
Persoonlijke herinneringen 1939
1945, J. Klein Egelink
Persoonlijke herinneringen, mevrouw
S.Haanstra-Breukink
"Grepen uit de geschiedenis van
Lochem", A. Dieperink, (1985)
Land van Lochem 2003 nr. 3