groep Boerderij- en veldnamen,
het boek Boerderij- en veld
namen in Lochem. Vanaf 1991
is er met veel enthousiasme aan
dit omvangrijke project gewerkt
(zie ook de bijdrage van J. Nen-
german, elders in Land van Lo
chem). Het resultaat is nu voor
het grote publiek beschikbaar ge
komen en kan gerust een belang
rijke aanwinst voor het historisch
onderzoek in onze gemeente wor
den genoemd. Veel lof is er voor
de samenstellers van de verzorgd
uitgevoerde publicatie, de veld-
onderzoekers en degenen, die
verantwoordelijk zijn voor het
kaartmateriaal.
Het boek bevat 54 deelkaarten
van de tegenwoordige gemeente
Lochem, waarop meer dan 4000
namen van terreinen, gebieden,
wegen, boerderijen en andere ge
bouwen zijn verzameld. Een uit
gebreid alfabetisch register ver
meldt alle namen, hun ligging en
het vroegere en tegenwoordige
gebruik. Register en kaarten wor
den vooraf gegaan door een zeer
interessante inleiding door Loes
H. Maas over bodemgesteldheid
en bodemgebruik in de gemeente
Lochem en welke veld- en boer
derijnamen daarnaar verwijzen.
De auteur noemt talloze voorbeel
den en werpt zo een verrassend
licht op een tot dusver nog wei
nig uitgediept aspect van de Lo-
chemse geschiedenis.
Wat het boek opmerkelijk genoeg
mist is een heldere verantwoor
ding van de opzet en het doel van
het boerderij- en veldnamen-
onderzoek. Welke criteria werden
bijvoorbeeld bij het inventarisatie-
werk gebruikt? Pas in de inleiding
van Loes Maas lezen we dat het
gaat om het vastleggen van topo
niemen, die "in de volksmond nog
leven". Dit zou dus betekenen dat
het onderzoek een beeld geeft van
de boerderij - en veldnamen die nu
nog onder de bevolking bekend
zijn, dan wel worden gebruilkt. Is
er dan ook een onderscheid ge
maakt tussen namen, die men nog
werkelijk bezigt en de namen die
de oudere geïnterviewden zich
alleen, en misschien zelfs vaag,
uit hun jeugd of de mond van
ouders en grootouders herinne
ren? De "volksmond" wordt zo
een erg rekbaar begrip en be
strijkt dan al gauw een groot deel
van de twintigste eeuw! Het on
derzoek is dus meer dan een mo
mentopname anno nu. Dit blijkt
onder meer uit het feit, dat men
zich genoodzaakt zag de namen
te verwerken op kaarten, die de
toestand rond 1940 weergeven.
Sindsdien is er zeer veel veran
derd. Lochem en de kleine ker
nen zijn na de Tweede Wereld
oorlog flink uitgebreid en veel
oude structuren gingen verloren
tijdens de ruilverkavelingen. Veel
in het namenonderzoek opgeno
men terreinen en boerderijen zijn
inmiddels geheel uit beeld ver
dwenen. Hun namen leven zel
den wérkelijk voort in de volks
mond van de nieuwe bewoners
en gebruikers. De vraag dient
zich nu aan, of het dan ook niet
gerechtvaardigd (of vanuit we
tenschappelijk oogpunt zelfs wen
selijk) is om ook toponiemen op
te nemen, die van oud kaart
materiaal of geschreven bronnen
bekend zijn. In de inleiding van
Maas worden hier en daar wèl
namen, afkomstig uit archief
stukken als voorbeeld vermeld.
Het beeld zou er veel vollediger
van worden. Een eigen steek
proef levert opmerkelijke vond
sten: zo worden op de uit 1840
daterende Berkelkaart van
W.C.A. Staring ("Het stroomdal
der Berkel", archief Waterschap
Rijn en IJssel) in de directe om
geving van de stad Lochem de
namen "Molengoor" (ten westen
van de stad), "Zuiden-enk" (ten
zuidwesten en zuiden) en de
"Lenderinkmaat" en "Molen-
maat" direct ten noorden van de
stadskern genoemd. We vinden
deze namen niet terug in de inven
tarisatie, terwijl met name Zuider
enk en Molengoor nog steeds be
kende namen zijn! Frappant is het
ontbreken van nog alom bekende
en gebruikte namen als "bleek"
of "bleike" voor de percelen aan
de stadsgracht, en "de enk" voor
het na-oorlogse nieuwbouwge-
bied tussen Dillenburg en Zut-
phenseweg (verwijzend naar de
Zuiderenk). Verder is mij niet ge
heel duidelijk, waarom van de tal
loze historische villa's rond Lo-
chem sommige wel en andere
niet met naam worden vermeld.
Horen deze wel te worden opge
nomen in een inventarisatie van
boerderij- en veldnamen?
Een andere vraag, die het onder
zoek oproept, betreft de histori
sche waarde van sommige
naamsaanduidingen; met andere
woorden, zijn alle namen die uit
de herinnering worden opgediept,
werkelijk als "officiële" veld
namen, als "toponiemen" te defi
niëren? Opvallend is bijvoorbeeld
het grote aantal vermeldingen als
"Weide bie huus", "Weide ach-
ter/veur 't huus" (in allerlei va
rianten) en "Koeweide" (deze
laatste maar liefst 69 keer!). "'n
Kamp" of "de Kamp", zonder
verdere toevoeging is zelfs circa
125 keer genoemd. Dit lijken mij
eerder algemene, sterk erfgebon-
den plaatsaanduidingen voor per
celen, die juist géén eigen naam
hebben. Dergelijke plaats
aanduidingen worden pas topo
niemen als de naam van het erf
of de eigennaam van de boer er
aan gekoppeld zouden zijn. "'n
Kamp" heeft als toponiem mijns
inziens dan ook geen andere
waarde dan bijvoorbeeld "d'n hof'
(tuin) of het "erf".
Ondanks de vragen, die de me
thodiek van het boerderij - en veld-
namenonderzoek oproept, biedt
deze uitgave een schat aan nieu
we informatie voor iedereen die
zich met de omgevingsgeschie
denis van Lochem bezig houdt.
Tegelijk geeft het onderzoek een
mooi beeld van de verbeeldings
kracht en vindingrijkheid van de
streektaal, die alleen al in onze ge
meente aan zoveel duizenden ele
menten een treffende naam heeft
gegeven.
30
Land van Lochem 2003 nr. 3