altijd grof geel zand. Klei kwam men ook tegen, meestal in betrek kelijk dunne laagjes van 10 a 20 cm dik. Op grotere diepten werd de smaak van het water niet al tijd beter. Men ging wel eens tot een diepte van 12 a 15 meter in de veronderstelling, dat dit dan beter water gaf. Wanneer dat niet het geval bleek, trok men de puls- pijpen een paar meter omhoog, in de hoop dat het daar beter was, wat niet altijd opging. Als men een pomp pulsde ging men als regel tot een diepte van omstreeks 10 meter. Wanneer men de grond laag geschikt achtte, stopte men er mee. Leek het helemaal niets, dan ging men verder in de hoop een betere laag aan te treffen. Men zette de filter het liefst in grof zand of fijn grind en als het lukte in grof grind. Op de meeste plaat sen waren de lagen grof grind niet zo dik, het varieerde erg, maar soms trof men een laag van wel een meter dik. Wanneer men op voldoende diepte was gekomen, werd met pulsen gestopt. De zuig- buis met filter werd gereed ge maakt. De pijpstukken van de zuigbuis waren van gegalvani seerd ijzer, aan de uiteinden voor zien van schroefdraad. Met be hulp van een koppelstuk werden deze aan elkaar geschroefd. Wan neer men de zuigbuis in de puls- pijp had laten zakken, trok men met behulp van een hevel de puls- pijp zover omhoog, dat de filter van de zuigbuis vrijkwam. Er werd dan met een warme soldeerbout een meter van de opgetrokken pulspijp losgemaakt, zodat men de pomp op de zuigbuis kon monte ren om deze te proberen. Pompte deze naar wens, dan werd de pomp weer weggenomen en kon de pulspijp uit de grond worden getrokken, waarna de pomp weer geplaatst werd. Wanneer men op een grindbed zat, liet men de puls pijp ook wel eens zitten en hing men een loden of ijzeren pijp zon der filter in het water. Het pulsen verliep niet altijd zon der storingen. Men had wel eens last van een steentje tussen puls BEKENDMAKING en pulspijp. Degene die pulsde, voelde dat direkt en met een beetje beleid lukt het meestal wel om de puls weer vrij te krijgen. Lukte dit niet, dan liet men aan elkaar geschroefde A duims gas- pijpen in de pulspijp zakken en trachtte het steentje te verwijde ren door de gaspijp tussen de puls en pulspijp te steken. Had men daarbij de pech, dat het zand op welde, zodat de puls in het op wellende zand kwam te zitten, dan moest soms de hele zaak uit de grond getrokken worden en kon men weer van voren af aan be ginnen. Meestal lukte het echter wel om de steen zonder verdere ongelukken weg te stoten. Ook kon het gebeuren, dat er een steentje tussen de klep en de puls terecht kwam. Haalde men in dat geval de puls omhoog om te le gen, dan kwam er een lege puls boven, omdat de klep niet sloot. Pulspijpen, welke meermalen ge bruikt werden, begonnen op den duur te roesten. Vooral was dit het geval bij de uiteinden, welke steeds aan elkaar gesoldeerd werden. Was men met het aan elkaar solderen niet secuur ge noeg, dan kon het gebeuren, dat een soldeernaad het begaf tijdens het werk. Met veel geluk kon men alles nog uit de grond krijgen. Slaagde men daar niet in, dan verspeelde men een deel van zijn pulspijpen en kon men weer van voren af aan beginnen. Een gepulsde pomp kon in de regel jaren lang water leveren. Wan neer nu een goede pomp "terug sloeg" en geen water meer gaf, dan was dit het gevolg van een verstopte filter. Het filter bestond gewoonlijk uit een tweeduims gegalvaniseerde pijp van ±130 cm lang. Hierin waren over een lengte van een meter gaten geboord van 10 a 12 mm, waar omheen heel fijn ge vlochten gaas van geel koper was aangebracht. Dit gaas werd aan de onderkant aan de zuigbuis vast gesoldeerd en ook de naad werd gesoldeerd. Het gaas, waar doorheen het wa ter werd aangezogen, kon volko men dicht gaan zitten, doordat er zich een korst omheen vorm de, die keihard was en geen wa ter doorliet. Omstreeks 1950 kwa men in plaats van de gegalvani seerde plaatijzeren pulspijpen de zogenaamde "Mannesmann" pulspijpen. Dat waren zware ge walste pijpen met schroefdraad. Deze hadden het voordeel, dat ze zuiver recht waren en zwaar, waardoor zij beter de grond in zakten.20) Behalve de reeds genoemde werkzaamheden, was er ook nog het dakwerk, dat wil zeggen het vernieuwen van zinken goten of daken en van mastiekdaken. Het leggen van mastiek daken was vuil werk, vooral het slopen. Eerst moest het grind en de oude dak bedekking worden verwijderd. Voordat met het leggen van de nieuwe dakbedekking begonnen werd, moest de mastiekpot warm gestookt worden. Er werden twee lagen gelegd, eerst kwam er een laag papier op het dak, daarop een laag dakleer, waarvan de naden werden dicht gesmeerd met mastiek. Daar overheen werd een tweede laag dakleer gelegd, waarvan de na den eveneens werden vast gemastiekt. Deze tweede laag dakvilt werd daarna in zijn geheel nog weer gemastiekt, waarna er een laag grind op werd aange- 22 Bij deze deel Ik u mede, dat op 16 mei 1978 mijn installatiebedrijf zal worden overgenomen door Technisch Buro Reerink b.v. U dank zeggend voor het genoten vertrouwen in de afgelopen jaren verblijf ik met vriendelijke groeten, ook namens mijn vrouw, L. PASMAN Bij deze delen wij u mede dat istallatiebedrijf PASMAN met ingang van 16 mei 1978 door ons wordt overgenomen. O TECHNISCH BURO REERINK 7242 AH LOCHEM Poorters Janlaan 12 Tel. 05730-2425 ELEKTROTECHNIEK - QA$ - WATER - SANITAIR - LOOD- EN ZINKWERKEN - CENTRALE VERWARMING - AANLEQ EN ONDERHOUD VAN TECHNISCHE INSTALLATIES Land van Lochem 2003 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2003 | | pagina 22