naar het karwei. De handkar is omstreeks 1950 aan de kant ge daan. In de jaren na 1950 werd met een aanhangkar achter de fiets gereden. Het bedrijf heeft nooit over een auto voor het werk beschikt. De rekeningen werden omstreeks de j aren 1930-1950 per kwartaal op de fiets rondgebracht, een enkele klant betaalde contant. Na 1950 werden de rekeningen per post verstuurd, omdat het per soonlijk rondbrengen te duur werd.17). De Fa. H.W. van den Brink was niet het enige loodgietersbedrij f in de stad. Er bestonden omstreeks 1930 in Lochem nog negen an dere soortgelijke bedrijven: B. Beltman aan de Zwiepseweg; H.J. Beltman in de Nieuwstad; P. Buijs in de Poorters Janlaan; Colenbrander aan de Zwiepse- weg; B. te Hasseloo in de Emma- straat; Wed. te Hasseloo in de Walderstraat; Fa. Hiestand in de Tuinstraat; Fa. Hillebrands in de Molenstraat en H. Markerink in de Tramstraat.18) (Zie ook de Bij lage.) In 1932 kwam Lambertus Pas man (geb. 28 december 1917) regelrecht van de Lagere School als leerjongen bij Te Hasseloo in dienst. In de tijd, dat L. Pasman in het bedrijf kwam, was het ou derwetse koperslagers- en lood- gieterswerk al een aflopende zaak. Het koperslagerswerk be stond alleen nog uit reparatie aan melkbussen, ketels, potten en pan nen. Vaak was de bodem lek en moest deze vernieuwd worden, handvaten konden loszitten of waren kapot en moesten worden vervangen. Nieuw koperslagers- werk kwam nog maar heel spo radisch voor. Het blikslagerswerk bestond eveneens hoofdzakelijk uit reparatie, maar er werden ook nog wel nieuwe petroleumblikken, melkzeven, emmers, teilen en kolenkitten gemaakt. Het bedrijf dreef voornamelijk op reparatie en groot onderhoud, aanleg van electra, gas- en waterleiding, dak bedekking en zinkwerk. Daar naast kwam ook "klantenwerk" voor, zoals het aanbrengen van nieuw katoen in petroleumlam pen, kooktoestellen en -kachels, het ophangen van lampen en re pareren van electrische schake laars. Vanaf omstreeks 1925 werd er in Lochem electriciteit, waterleiding en riolering aan gelegd. In 1932 had echter nog niet iedereen elektra. De eerste Het slaan van een pomp Het slaan van een pomp ging des tijds als volgt in zijn werk. Wan neer de plaats bepaald was, werd met een grondboor een gat ge boord, totdat men op een diepte kwam, waarop de grond goed vochtig begon te worden. Verder boren had geen zin, omdat de grond dan begon te vloeien, waar door het gat dichtslibde. Boven dien kon men de papperige grond electrische installaties waren ook nog niet zo uitgebreid als na 1945, zodoende was er nog wel eens behoefte aan een lichtpuntje hier en een stopcontact daar. Gas verlichting kwam niet veel meer voor. De aanleg van waterleiding bij de gewone man begon aanvan kelijk met één kraan in de keu ken of ergens boven een putje. De beter gesitueerden schaften zich een wastafel of een bad met warmwatergeiser aan. De kleine man kende deze luxe toen nog niet. Op het platteland beschikte men alleen over water uit een put of uit de pomp en over petroleum verlichting. Het slaan van pom pen kwam gemiddeld drie a vier keer per jaar voor. Het ging daar bij vrijwel altijd om reparatie, ver vanging of verplaatsing van be staande pompen. Aangezien de Fa. H.W. van den Brink niet veel buitenklanten had, was het werk bij de boeren naar verhouding beperkt.19) niet meer naar boven krijgen, omdat deze uit de boor wegliep. Als men eenmaal het grondwa ter had bereikt, liet men in het boorgat gegalvaniseerde ijzeren pijpen zakken met een diameter van 12 a 14 cm voor de puls. Deze pulspijpen werden gemaakt van gegalvaniseerd plaatijzer no.18. Eerst werd een stuk op de juiste maat uit een plaat geknipt. Vervolgens werden er aan één van de lange zijden gaten in ge boord of met een drevel ingesla gen voor de klinknagels. Wanneer dat gebeurd was, werd de plaat rond gewalst. Omdat de pijpen in elkaar moesten passen, werd om het boveneinde een wijde en om het ondereinde een nauwe ijze ren ring van de vereiste maat ge schoven. Volgens de maat van deze ringen werd boven en on der op de juiste plaats een gat geboord, waarna de twee plaat helften aan de uiteinden werden vastgeklonken en de ringen ver wijderd konden worden. Daarna 20 Foto Nederlands Openluchtmuseum Arnhem Land van Lochem 2003 nr. 3

Periodiekenviewer van Erfgoedcentrum Zutphen

Land van Lochem | 2003 | | pagina 20