verbeteringsproject één, aan wie
zij leiding gaf. Berta Vorkink had
bij haar werk vooral aandacht voor
de rol van de vrouw op het plat
teland in gezin, bedrijf en samen
leving. In de eerste plaats orga
niseerde zij cursussen en huiska
merbijeenkomsten waarin de fi
nanciële verhoudingen in gezin en
bedrijf aandacht kregen. Daar
naast kwamen er cursussen en
discussiebijeenkomsten over za
ken als bedrijfsopvolging en
bedrijfssplitsing en over de toe
komst van het platteland. Ook
vragen rond emigratie en de op
leiding en beroepskeuze van kin
deren kregen veel aandacht om
dat door de voortgaande schaal
vergroting en mechanisatie steeds
minder kinderen op de boerderij
konden blijven. Voorts bevor
derde Vorkink dat voorbeeld
bedrijven en -woningen werden
ingericht, zodat bij de meer spe
cifiek huishoudelijke voorlichting
op de nieuwste ontwikkelingen
kon worden ingespeeld.
In het begin van de jaren '70 lie
pen de streekverbeteringsprojec-
ten ten einde en werden de
voorlichtingsactiviteiten afge
bouwd. Berta Vorkink echter
bleef haar functie tot haar pen
sionering in 1975 vervullen. Haar
zou bij het vertrek een koninklijke
onderscheiding worden verleend,
maar deze weigerde ze pertinent.
Zij vond de - niet meer bestaande
- eremedaille in goud verbonden
aan de Orde van Oranje Nassau
niet in overeenstemming met de
functie waarvoor ze werd toege
kend, en in het licht van de eman
cipatie van vrouwen discrimine
rend. Haar werkzaamheden voor
de Bond van Plattelandsvrouwen
zette ze na haar pensionering
voort. De Bond benoemde haar
in 1976 tot erelid. Zij bleef aan tot
in 1980, toen ze na een vrij lang
durige ziekte overleed.
Het voorval met de koninklijke
onderscheiding toont dat Berta
Vorkink, toch een bescheiden
mens, ook op haar strepen kon
staan. 'Juffrouw Vorkink', zoals
ze algemeen werd genoemd,
stond voor haar werk, dat haar
levensvervulling werd. Ze was
nuchter, beschikte over een voor
uitziende blik en brede belangstel
ling, had een goed inzicht in men
sen en situaties, had gevoel voor
humor, en was zeer trouw, geliefd
bij haar mensen en stimulerend.
Zij kon echter ook eigenwijs en
stroef zijn, was niet altijd even ge
makkelijk te overtuigen en kon
moeilijk delegeren. Door de inzet
van haar hele persoon heeft zij
veel bereikt. Vooral heeft zij een
grote bijdrage geleverd aan de
ontwikkeling en ontplooiing, en
daarmee aan het 'welzijn' van de
agrarische bevolking in Gelder
land in een stormachtige periode
van grote veranderingen. Ook de
Gelderse plattelandsvrouwen
hebben veel aan haar te danken.
Hun bond heeft zij boven het hui
selijke uitgetild en daardoor hun
emancipatie bevorderd.
8
Bionnen:
- Gesprekken en correspondentie met
mw. LJ. Polderman-Olthoff te
Arnhem, mw. C.Th. baronesse van
Verschuer-van Sminia te Beesd, dr. J.
Groot te Bennekom, en de heer H.
Visschers te Arnhem
- Archief van de Afdeling Gelderland
van de Nederlandse Bond van
Plattelandsvrouwen, Amhem
Literatuur:
- Fransje Backerra e.a. (red.), Vrouwen
van het land. Anderhalve eeuw
plattelandsvrouwen in Nederland,
Zutphen 1989
- J. Bieleman e.a. (red.), Anderhalve
eeuw Gelderse landbouw. De geschie
denis van de Geldersche Maatschappij
van Landbouw en het Gelderse
platteland, Groningen 1995
- H.P de Bruin (red.), Het Gelders
rivierengebied uit zijn isolement. Een
halve eeuw plattelandsvernieuwing,
Zutphen 1988
- Margreet van der Burg, 'Een half
miljoen boerinnen in de klas'.
Landbouwhuishoudonderwijs vanaf
1909, Heerlen 1988
Land van Lochem 2003 nr. 2