Berta Vorkink, 1915-1980, voortrekster van de
plattelandsvrouwen in Gelderland
A.M.A.J. Driessen
In deel drie van het Biografisch Woordenboek Gelderland schreef Anneke Driessen over
Berta Vorkink, een Lochemse van geboorte. Met toestemming van de schrijfster plaatsen
wij haar bijdrage nu in Land van Lochem.
Alberta Hendrika (Berta)
Vorkink werd op 3 no
vember 1915 in Lochem
geboren als dochter van Hendrik
Gerrit Vorkink en Hendrika
Christina Hiestand. Zij bleef on
gehuwd en overleed op 18 juli
1980 te Arnhem.
Berta Vorkink groeide op in een
middenstandsgezin. Haar vader
had een stoffeerderij in Lochem.
Zij was het enige kind uit zijn
tweede huwelijk. Uit zijn eerste
huwelijk had hij eveneens een
dochter. Het gezin was remon
strants. Met betrekking tot oplei
ding en carrière had Berta haar
tijd mee. Ze groeide op in een
vrijzinnig milieu, waarin het ook
voor dochters mogelijk was dóór
te leren en een eigen maatschap
pelijke loopbaan op te bouwen.
Berta bezocht de openbare lagere
school en ulo in Lochem en ging
na haar eindexamen in 1932 naar
de Rijkslandbouwhuishoudschool
Nieuw-Rollecate in Deventer.
Daar volgde ze de opleiding tot
landbouwhuishoudlerares en be
haalde ze in 1937 haar diploma.
De jaren '30 van de 20e eeuw
waren de jaren van economische
crisis. Ook de landbouw werd
hard getroffen. Vooral de kleine
boeren hadden het zwaar te ver
duren. Hun leefomstandighe
den waren vaak schrijnend. Om
de grote armoede onder hen te
bestrijden, werd in 1936 door het
Ministerie van Landbouw de
Dienst voor Kleine Boerenbedrij
ven opgericht. Naast landbouw
voorlichting werd ook financiële
ondersteuning gegeven. Deze
steun bestond meestal uit een
kleine aanvulling op het inkomen,
zodat boerengezinnen die in finan
ciële problemen verkeerden het
hoofd boven water konden hou
den. Op kosten van de overheid
werd voorts in elke provincie een
landbouwhuishoudconsulente
aangesteld om voorlichting aan de
boerinnen te geven. Berta Vor-
kink werd benoemd in de provin
cie Utrecht en was vooral in het
gebied rond Amersfoort werk
zaam. Haar activiteiten bestonden
voornamelijk uit huisbezoeken en
het geven van cursussen ter ver
betering van de voeding en hy
giëne, die vaak gebrekkig waren.
Ze zag haar werk voor de Dienst
achteraf als zeer belangrijk. Een
zuinige boerin die goed met geld
kon omgaan, was, zo zei ze, nooit
weg. Ongetwijfeld zal ze daarbij
ook toen al gedacht hebben aan
de oude volkswijsheid die zij later
in haar werk zo graag aanhaalde:
"De vrouw kan in de schort via
de voordeur meer uitdragen dan
de man via de achterdeur kan
binnendragen."
Het uitbreken van de Tweede
Wereldoorlog in 1939 en de
daarop volgende Duitse bezetting
hadden voor haar werk geen in
grijpende gevolgen. De activitei
ten van de Dienst voor Kleine
Boerenbedrijven werden in 1941
met het maatschappelijk werk
samengebracht onder de Stichting
Maatschappelijk Werk ten Platte-
lande, die zich op de gehele
plattelandsbevolking richtte. Het
werk kon daardoor tot eind 1944
worden voortgezet, toen door de
oorlogssituatie de maatschappe
lijke ontreddering te groot werd.
Na de bevrijding in 1945 werden
de voorlichtingsactiviteiten ter
stond hervat. Berta Vorkink
kwam nu bij de Stichting in dienst
als districtsleidster. In die hoeda
nigheid was zij vooral betrokken
bij de hulp aan oorlogsslachtoffers
en de wederopbouw van boerde
rijen in het door inundaties en
gevechtshandelingen zwaar ge
troffen rivierengebied. Eerst was
ze gestationeerd in de Bomme-
lerwaard. Spoedig kreeg ze er de
Liemers en de Oost-Betuwe bij
Zij richtte zich er vooral op de
gezinszorg. In 1949 werd haar
werkgebied verder uitgebreid met
de West-Betuwe, toen de functie
van districtsmaatschappelijk werk
ster daar werd opgeheven.
Naast haar betaalde werk was
Berta Vorkink in de avonduren op
vrijwillige basis werkzaam ten
dienste van de Nederlandse Bond
van Plattelandsvrouwen. In 1946
werd haar het secretariaat aan
geboden van de in 1939 opge
richte Gelderse afdeling. Niet al
leen deed ze bureauwerk, maar
ook trok zij de provincie in naar
soms afgelegen plaatsen om daar
tijdens cafébijeenkomsten het
werk van de Bond te propage
ren. Door haar inzet kwamen in
de jaren '50 en '60 tal van nieuwe
afdelingen tot stand en groeide het
ledenaantal van de Bond sterk.
Voor de leden en het kader van
de afdelingen organiseerde ze
gespreksgroepen, cursussen en
lezingen om hun maatschappelijke
6
Land van Lochem 2003 nr. 2