<jBerkeibrug bij cAlrnen.
op een door hertog Karei van
Gelre in 1522 verleend recht om
aiie Berkelbruggen, waar de stad
last van had, en die beneden
strooms Lochem lagen, af te mo
gen breken. Niet dat de magis
traat stond te popelen om dit ook
te doen, maar de druk van de be
volking was zo groot dat er wel
actie moest worden ondernomen,
of de magistraat nu wilde of niet.
Op 20 april 1703 trok men naar
de Spitholterbrug "met vliegende
vaandels en slaande trom Een
treurig voorval was dat bij de
voorbereidingen, geheel per on
geluk, een snaphaan losschoot.
De kogel trof een kramerszoon,
hij overleed ter plekke.
De compagnieën, onder aanvoe
ring van hun hoplieden, marcheer
den verder naar de brug. Daar
aangekomen troffen zij de Heer
Van Linteloo, eigenaar van land
goed De Ehze. Heel even dacht
hij de Spitholterbrug, waarvoor hij
de tolrechten bezat, te kunnen
behouden. IJdele hoop. De brug
ging eraan. De troepen trokken
verder en ook de Boevinkbrug
ging onder de slopershamer.
Die dag bleef het hierbij, maar
enige tijd later wilde men de veld
tocht nog eens dunnetjes over
doen. De Zutphensen meenden
zelfs de Lochemse bruggen -
zoals de Wengerbrug - iets
bovenstrooms Lochem gelegen -
af te mogen breken, maar de Lo-
chemse magistraat hield voet bij
stuk: de bruggen lagen binnen het
eigen Schependom en daar moes
ten de Zutphense brugvandalen
met hun handjes mooi van af blij -
ven! De verhouding Zutphen -
Lochem was kennelijk niet zo
slecht, want men kwam tot een
vergelijk: de Lochemse bruggen
werden ongemoeid gelaten.
Met Deventer kwam men min
der snel op goede voet: de grote
concurrent eiste dat de Spitholter-
brug weer herbouwd zou worden
en snel! Van Albemarle moest
zich er uiteindelijk bij neerleggen
dat landgoed De Voorst de be
voorrechte status van heerlijkheid
verloor.
En Zutphen? Daar werd de oude
orde weer snel hersteld. De de
mocratische opwelling behoorde
tot het verleden.
5
3292, Ucht<fj". J. K. BuikaUot
De Spitholterbrug vroeger.
Belangiijkste bron:
Twee woelige jaren in Zutphen. De
Plooierijen van 1703 tot 1705. Dr.
A.H. Wertheim-Gijse Weenink,
Zutphen 1977.
Land van Lochem 2003 nr. 2