Opa en Opoe 50 jaar getrouwd
Herinneringen aan een 50-jarig huwelijksfeest in 1937
M. Schoenmakers-Hooijerink
Het was omstreeks 1937,
dat Opa en Opoe vijftig
jaar getrouwd waren.
Wekenlang waren de kinderen en
kleinkinderen druk voor dit
heuglijke feit. Opa en Opoe wa
ren eenvoudige mensen, zoals zo
velen in die jaren, dus alles zou in
hun eenvoudige huisje gevierd
worden. De jongste kleinkinderen
hij voor ons dan ook een vers van
drie coupletten voor het bedrag
van vijftig centen, op de melodie
van "Zie ginds komt de stoom
boot". Dit vers moesten wij uit het
hoofd leren, dus het kostte nogal
wat studie, maar met de hulp van
onze moeders lukte het wel.
Eindelijk was dan de feestdag
daar. 's Morgens, zo tegen de
voor de kinderen, met cake en
koekjes. Een luxe, die alléén met
zulke hoogtijdagen op tafel kwam.
Het bruidspaar zat glunderend in
de rieten stoelen. Opa had zijn
zwarte schipperspet op en zat in
zijn beste pak. Opoe had de zon
dagse jurk aan en de knipmutse
op en ze rook naar eau de
cologne.
zouden een liedje zingen voor het
Gouden Paar en dus begaf mijn
vader zich naar de heer J. Lich-
tendal, beter bekend in Lochem
als Bakker Jan, omdat hij een
bakkerij had in de Emmastraat
(deze winkel is in 2000 als bak
kerij gesloten).
Bakker Jan stond in de wijde
omtrek bekend als de man, die zo
goed dichten kon en zo maakte
koffie, waren we, allemaal in de
zondagse kleren, bij Opa en Opoe
in hun huisje in de Slootwijker-
steeg (op de plaats waar nu De
Garve staat). Het huisje was al
prachtig versierd door de buren,
met groen en roosjes en een schild
op de voordeur met erop de tekst:
Hulde aan het Gouden Paar.
Eenmaal binnen was er koffie
voor de volwassenen en ranja
De grote mensen gingen in de
kamer zitten, maar omdat deze
niet zo groot was "mosten de kin
der maor naor de kökken, want
anders wodden 't zo vol".
Eerst hadden we nog wel lol, zo
lang wij nog wat te eten en te
drinken hadden, maar al gauw
werden we baldadig, want ja, het
keukentje was niet zo groot. Er
achter zat nog het "delleke" met
18
Land van Lochem 2003 nr. 2